Niemand weet hoeveel Roma er precies
zijn. Hoe ze nu daadwerkelijk leven, waarvan of waar. Toch zijn die gegevens
nodig. Zonder kun je niet gericht investeren en geen resultaten meten. Het
verzamelen van cijfers op basis van ras en etniciteit zou echter bij wet
verboden zijn. Onzin, menen deskundigen. Het kan wel.
Mediaviewer
© Nina Cranen
Aleksej Pamporov weet het zeker. Er zijn ‘slechts’ zo’n
350.000 Roma in Bulgarije. De socioloog, die naar eigen zeggen ‘alles van de
Roma onderzoekt, behalve hun genen’, is verbonden aan de Open Society
Foundation in Sofia. Pamporov gaat met zijn cijfers lijnrecht in tegen andere
onderzoekers, die ervan uitgaan dat er minstens twee keer zoveel Roma in
Bulgarije wonen. ‘Klopt dus niet’, zegt hij in zijn elegante kantoor in het
centrum van de Bulgaarse hoofdstad. ‘Roma zijn mobiel. Die trekken van de ene
naar de andere stad of dorp. Wij hebben hier in Bulgarije geen verplichte
adresregistratie. Ik ben ervan overtuigd dat families daarom dubbel worden
geteld.’
Een paar miljoen meer of minder
In alle EU-lidstaten woedt de discussie over aantallen Roma.
Niemand weet echt hoeveel het er zijn, niet in Bulgarije, niet in Roemenie,
Hongarije of Italië. In heel Europa zouden er in totaal 10 tot 12 miljoen
wonen, waarvan minimaal 6 miljoen in de Europese Unie. Maar het kunnen er ook
een paar miljoen meer of minder zijn.
In het kielzog hiervan ontbreken exacte gegevens van de
reële levensomstandigheden van Roma. Roemenie bijvoorbeeld is het enige EU-land
waar officiële data bestaan over de voltooiing van basisonderwijs van
Romakinderen. In de meeste andere landen is dat gissen. Hetzelfde geldt voor
exacte gegeven over werkloosheid en zaken als kindersterfte onder Roma, iets
waarvan aangenomen wordt dat het hoog is, maar waar geen enkel EU-lidstaat,
goed zich op heeft. Behalve in Spanje, dat een groot gezondheidsprogramma uitvoerde
onder Roma waarbij ook data zijn verzameld.
‘De aantallen Roma zijn onderwerp van veel speculatie’, zegt
Matthew Newman, woordvoerder van Europees Commissaris Viviane Reding
(mensenrechten en justitie) ‘En de data die genoemd worden zijn vaak gebaseerd
op schattingen.’
‘Zigeunerland’
Het is, zo zegt hij, een van de belangrijkste reden waarom
het zo moeilijk is om beleid te maken voor Roma. Zonder exacte gegevens kun je
de werkelijke situatie niet in kaart brengen, en dus ook niet weten wat je nu precies
moet doen om effectief te helpen. In Bulgarije weet niemand hoeveel
Romakinderen er nu daadwerkelijk naar school gaan, geeft socioloog Pamporov als
voorbeeld. ‘Een familie kan verhuizen naar een andere stad zonder dat het kind
daar weer op school ingeschreven wordt. Daar is geen enkele controle op.’ En
dus weet je niet hoeveel schoolverlaters er zijn en dus hoeveel geld
aangevraagd moet worden om dat probleem, volgens deskundigen een van de meest
penibele kwesties in alle landen met veel Roma, aan te pakken.
Daadwerkelijke feiten over Roma zijn tevens nodig om
speculaties de kop in te drukken. Bulgaarse kranten citeren regelmatig
‘wetenschappers’ die beweren dat Bulgarije over veertig jaar een zigeunerland
is. Door een snel voortschrijdende ‘ontbulgarisering’, voornamelijk omdat Roma
veel meer kinderen baren dan Bulgaren, zouden er dan 800.000 Bulgaren op 3,5
miljoen Roma leven.
Volgens Roma-kenners kunnen dit soort prognoses niet
kloppen. ‘Een deel van de Roma baart veel kinderen’, zegt de Bulgaarse
onderzoekster Ilona Tomova. ‘Bij veel Roma daalt het aantal kinderen juist. En
ook Roma emigreren steeds vaker naar het buitenland.’ Helaas wordt door dit
soort ‘onderzoek’ wel een anti-Roma toon gezet. Nationalistische anti-Roma
partijen maken er grif gebruik maak van in hun pogingen de Bulgaren op te
jutten tegen de ‘zigeuners, die fokken als konijnen, niet willen werken en ons
bestelen van ons belasting geld.'
Migranten
De cijfers zijn eveneens van belang om migrantenstromen te
kunnen controleren. Roma migreren niet alleen vanuit Oost-Europese landen naar
het westen. Door de economische crisis zijn veel van die migranten ook op drift
geraakt binnen West-Europa. In Spanje worden Roma uit Roemenie of Bulgarije
uitgezet of niet meer toegelaten vanwege de crisis. Onderzoekers en
Roma-activisten weten dat maar weinig Roma teruggaan naar hun vaderland. Maar
waar ze wel naartoe gaan, daar is geen zicht op.
In 2011 gaf de Europese Commissie het startsein voor het
Europese Kader voor Roma-strategieën waarvoor alle 27 lidstaten een plan
moesten ontwikkelen. Ze worden deze maand door de Europese Commissie
beoordeelt. Het kader is onderdeel van een veel groter plan om armoede uit de
Europese Unie te bannen. De commissie heeft hierin doelen gesteld. Zo moeten alle
kinderen, dus ook Romakinderen, in 2020 lagere school hebben gedaan. Een zeer
ambitieus doel, waarbij je allereerst moet weten hoeveel kinderen er nu wel en
niet naar school gaan. Ook daarvoor zijn correcte cijfers cruciaal.
Sociaaleconomische voordelen
Het Kader gaat bovendien uit van een ‘nieuwe’ invalshoek,
zoals Livia Jaroka, de enige Roma in het Europarlement en een van de
initiatiefnemers uitlegt. Het is in al die jaren duidelijk gebleken dat
nationale regeringen weinig doen om Roma te helpen als ze er zelf niet beter
van worden, meent Jaroka. ‘Daarom veranderden we het paradigma. We zetten nu in
op de sociaaleconomische baten die landen kunnen hebben van de integratie van
Roma.’
Immers: net als Bulgarije kampen ook andere Oost-Europese
landen in de toekomst met een tekort aan arbeidskrachten, zo voorspellen
demografen. Roma kunnen een groot potentieel zijn voor de arbeidsmarkt en zo de
lasten van een snel vergrijzende bevolking dragen. Dit sociaaleconomische
argument spreekt volgens Jaroka regeringen wel aan. Maar je moet die voordelen
wel zichtbaar weten te maken. En daarvoor zijn - wederom - de juiste gegevens
nodig.
Helse klus
Het binnenhalen van die cijfers is echter een schier
onmogelijke klus. In veel landen kun je bij een volkstelling aangeven wat je
afkomst is, maar dat is bijna altijd optioneel. Uit angst voor discriminatie of
omdat ze meer waarde hechten aan hun nationaliteit, vullen Roma bij
volkstellingen veelal hun etniciteit niet in.
Ingewikkeld is tevens het verzamelen van data over hun
levensomstandigheden. Bij onderzoek daarnaar is de optie van afkomst er vaak
niet. En als die er wel is, is ook die optioneel.
Het zou in veel lidstaten bij wet verboden zijn om gegevens
over ras en etniciteit te verzamelen. Ingegeven door een dictatoriaal verleden
waar privacybescherming schaars was, zijn Oost-Europese landen bang voor
misbruik van gegevens. West-Europese landen hebben de Tweede Wereldoorlog in
herinnering als voorbeeld waar het kan misgaan. Het verzamelen van etnische
gegevens zou tevens in strijd zijn met de Data Protectie richtlijn van de
Europese Unie en verschillende internationale verdragen. Om dezelfde redenen.
Etnische registratie stuit op weerstand bij
mensenrechtenactivisten. Want ook in de 21e eeuw ligt misbruik op de loer. Het
meest zichtbare staaltje hiervan presenteerde Italië, waar de regering na uit
de hand gelopen rellen vingerafdrukken wilde laten maken van alle Roma, ook
kinderen, om deze naar later bleek, het land uit te kunnen zetten.
En zo zijn er meer voorbeelden. Tot 2010 beschikte het
Slowaakse ministerie van Binnenlandse zaken over een speciale ambtenaar voor
Romacriminaliteit. Die schreef nauwgezet een C-tje (van Cigan: zigeuner) achter
dieven van Roma-afkomst. En in hetzelfde jaar kwam naar buiten dat Roma in het
Nederlandse Ede werden geregistreerd op etniciteit. Omdat dit niet kan via het
tonen van een paspoort (daar staat het immers niet in) moest dit wel gebeuren
via kenmerken als huidskleur, kleding, levensstijl, of het hebben van een
‘Oost-Europese’ achternaam’, stelde de Nederlandse afdeling van Amnesty
International. ‘En dergelijke vaststellingen zijn subjectief, willekeurig en
discriminerend.’
Brits voorbeeld
Toch kan het wel degelijk, stellen de auteurs van het
rapport No Data No Progress van het Open Society Institute, dat in juni 2010
verscheen. In Groot-Brittannië verzamelen ze al jaren etnische gegevens, van
alle mensen die in hun land werken en wonen. In volkstellingen, op werkplekken
en in het onderwijs. Voor firma’s met meer dan 100 werknemers is het zelfs
verplicht. De Britten gaan uit van een andere benadering. De gegevens zijn
nodig om de emancipatie en gelijke berechting van verschillende etnische
groepen te controleren, is de gedachte erachter.
Zo kan elk lidstaat het doen, menen de auteurs van het
rapport. Als je op deze basis etnische gegevens verzamelt is dat niet in strijd
met de EU-wetten tegen discriminatie. Ofwel: ‘Het is eenvoudigweg een mythe dat
het verzamelen van etnische gegevens verboden is.’
‘Ja, het kan wel’, zegt ook Eva Sobotka, onderzoekster bij
het onafhankelijke Fundamental Rights Agency (FRA). Het agentschap, dat
gehuisvest is in een goed beveiligd pand in Wenen, wordt gezien als het
‘cijferkanon’ van de Europese Unie op mensenrechtengebied. In 2009 publiceerde
het FRA het eerste EU-MIDIS rapport, het allereerste vergelijkende onderzoek
naar discriminatie van Roma in 7 lidstaten.
En vorig jaar begon de FRA samen met de Europese Commissie,
de UNDP en de Wereldbank een studie naar Romahuishoudens in 11 lidstaten. Het
ging hierbij om zaken als het recht op onderwijs, huisvesting en arbeid. De
uitkomstem van dit onderzoek worden eind april verwacht.
‘Wij weten uit eigen ervaring met al dit onderzoek dat je
wel etnische gegevens kunt verzamelen, zonder dat je de privacywetgeving
overtreedt’, zegt Sobotka. ‘Het kan zelfs met respect voor afkomst van mensen.
En het is niet eens zo moeilijk.’
Passiviteit rechtvaardigen
Toch gebeurt het niet. Lidstaten blijven vasthouden aan het
volgens hen onbeweegbare verbod op het verzamelen van etnische gegevens.
Verschillende mensenrechtenactivisten, zo wordt gesteld in het OSF-rapport,
menen dat nationale regeringen zo hun passiviteit rechtvaardigen. En dat zegt
ook Jarmila Lajcakova van het CVEK, een onafhankelijke centrum voor onderzoek
naar etniciteit en cultuur in Bratislava. ‘De Slowaakse regering weigert om
etnische data te verzamelen. Dan staat zwart op wit hoe ellendig de situatie is
en moeten ze er wat aan doen. Nu kunnen ze nog gewoon wat roepen. Niemand weet
immers echt hoe het zit.’
Het is de vraag of er snel wat gaat veranderen. De
ervaringen uit de Decade of Roma Inclusion (zie kader), een initiatief van
twaalf Europese landen binnen en buiten de EU om de situatie van Roma te
verbeteren, stemmen niet optimistisch. Bij aanvang van dit initiatief beaamden
alle landen dat goede datacollectie nodig is om echt wat te doen aan de
ellendige situatie van de Roma. De deelnemende landen beloofden zich in te
zetten voor alternatieve manieren om gegevens boven water te krijgen. Er is zo
goed als niets gebeurd, zo blijkt uit het al eerder genoemde OSF-rapport en
analyses van onder meer de Decade Watch, een groep van Roma-activisten die de
vooruitgang van de Decade bijhouden.
Decade of Roma Inclusion
De Decade of Roma Inclusion, ofwel het ‘tienjarige plan voor
Roma-integratie’ is een initiatief van twaalf Europese landen binnen en buiten
de Europese Unie om de sociaaleconomische status en integratie van Roma te
verbeteren. Het initiatief werd gelanceerd in 2005 en heeft als eindpunt 2015.
De landen die eraan meedoen zijn Albanië, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Tsjechië,
Macedonië, Montenegro, Roemenie, Servië, Slowakije en Spanje.
Elk land ontwikkelde een actieplan met specifieke doelen op
de gebieden onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid en huisvesting. Partners in
de Decade waren onder meer de Wereldbank, het Open Society Institute, de UNDP
(United Nations Development Program), de Raad van Europa, en diverse
mensenrechten- en Roma-organisaties. De Europese Unie is er zijdelings bij
betrokken.
Volgens Roma-activisten en onderzoekers is de Decade een
fiasco. Uit observaties van de Decade Watch, een groep van Roma-activisten die
de Decade volgen, was er in 2010, vijf jaar na lancering, nog nauwelijks wat
gebeurd.
‘Ik geloof werkelijk dat de Decade een mislukking is’,
vertelde Gelu Duminica, uitvoerend directeur van Impreuna Agency for Community
Development, een Roemeense Roma-organisatie in juli 2011 aan journalisten van
het gerenommeerde persbureau BIRN. ‘Het effect in de EUlidstaten is zo goed als
nul. En zelfs als je er vanuit gaat dat het een instrument is voor ngo’s om
beter te kunnen lobbyen is de impact minimaal.’ Terwijl de Europese Unie
slechts zijdelings betrokken is geweest bij de Decade, vrezen verschillende
Roma-activisten dat het nieuwe Europese Kader voor Roma-strategieën op precies
hetzelfde gaat uitdraaien.
Kosten en baten
En nu zijn het dus de FRA en organisaties als de UNDP en de
Wereldbank die de gegevens binnenhalen. De Wereldbank nam in 2010 alvast een
voorschot op de uitkomsten met een sociaaleconomische analyse van de kosten en
baten van de integratie van de Roma in Bulgarije, Tsjechië, Roemenie en Servië.
Doordat hun Romaminderheid niet geïntegreerd was zouden ze meer dan 7,7 miljard
euro verliezen aan arbeidsproductiviteit en belastinginkomsten. Hiermee
ondersteunt de analyse, toevallig of niet, de nieuwe invalshoek van het
Europese kader voor nationale Romastrategieën.
Opmerkelijk is dat de analyse gebaseerd is op een combinatie
van resultaten van enquêtes gehouden onder 222 zogenaamde stakeholders plus
nationale gegevens die uit onderzoeken naar Roma-huishoudens kwamen. Maar die
nationale gegevens waren toch niet betrouwbaar? ‘De studies die in de
betreffende landen naar Roma-huishoudens zijn gedaan waren uitzonderingen’,
e-mailt een onderzoeker van de Wereldbank desgevraagd. Het betekent geenszins
dat er ineens wel voldoende cijfers zijn over Roma en hun leefomstandigheden
zijn.
‘In principe zouden alle analyses, ook deze van de
Wereldbank, beter kunnen als meer gegevens voor handen waren’, zegt ook
commissiewoordvoerder Matthew Newman.
Om beleidmakers in de lidstaten te helpen hun beleid
evidence based te maken, voerde de FRA, samen met de UNDP en de Wereldbank
daarom ook een pilootproject uit om te kijken naar specifieke methodes om
gegevens over Roma te verzamelen. De lidstaten zouden van deze methodes gebruik
kunnen maken.
Een wettelijke verplichting om dat te doen is er evenwel
niet. En dat geldt ook voor de toepassing van de FRA-gegevens die uit lopende
onderzoeken komen. Maar Eva Sobotka is optimistisch. ‘Mijn ervaring is dat
landen wel steeds vaker van onze onderzoeken en data gebruik maken.’
Ondertussen waarschuwen Roma-experts en politici om niet
teveel belang te hechten aan de cijfers. ‘Betere gegevens verzamelen is
belangrijk’, zegt Jan Marinus Wiersma. Maar het gemis eraan mag nooit een
excuses zijn om niet te handelen. Niet voor de lidstaten, maar ook niet voor de
Europese Commissie. ‘We weten waar en hoe de Roma leven. Die context moet zo
snel mogelijk vertaald worden in oplossingen.’
Dit project kwam tot stand met financiële steun van het
Fonds Pascal Decroos.
(bron: www.mo.be)