De Commissie verzoekt de lidstaten hun antimisbruikregels op
het gebied van directe belastingen te herzien en daarbij rekening te houden met
de beginselen van het Europees Hof van Justitie. Zij moedigt er hen tevens toe
aan om op dit gebied gecoördineerde en opbouwende oplossingen uit te werken.
BESLUIT
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees
Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité -
Antimisbruikmaatregelen op het gebied van de directe belastingen - toepassing
in de EU en ten aanzien van derde landen [COM(2007) 785 definitief - Niet
gepubliceerd in het publicatieblad].
SAMENVATTING
Het begrip "antimisbruikregels" bestrijkt een
breed scala aan regels, maatregelen en praktijken in de lidstaten. In deze
mededeling wordt opgeroepen de regels op een meer gerichte en gecoördineerde
wijze toe te passen. Het komt erop aan een goed evenwicht te vinden tussen het
openbaar belang van misbruikbestrijding en de behoefte om te voorkomen dat
grensoverschrijdende activiteiten binnen de Europese Unie (EU) disproportioneel
worden beperkt. Het is ook belangrijk de toepassing van antimisbruikmaatregelen
tegen derde landen te coördineren om de belastingsgrondslagen van de lidstaten
te beschermen.
In deze mededeling, die zich beperkt tot het gebied van de
directe belastingen, wordt een onderscheid gemaakt tussen de toepassing van
nationale antimisbruikmaatregelen binnen de EU en ten aanzien van derde landen.
De beginselen die ten grondslag liggen aan de rechtspraak van het Europees Hof
van Justitie (EHJ) worden geanalyseerd om de discussie tussen de lidstaten en
de betrokken partijen te bevorderen met het oog op:
de vaststelling van gemeenschappelijke definities van
'misbruik' en 'volstrekt kunstmatige constructies';
de verbetering van de administratieve samenwerking met het
oog op een effectievere opsporing en bestrijding van misbruik en
belastingsfraude;
de uitwisseling van beste praktijken die verenigbaar zijn
met het Gemeenschapsrecht;
de beperking van mogelijke incongruenties die tot onbedoelde
niet-heffing leiden;
de totstandbrenging van een betere coördinatie van
antimisbruikmaatregelen ten aanzien van derde landen.
Ontwijking en misbruik
Volgens het Hof van Justitie kan een persoon die anderszins
onder het Gemeenschapsrecht zou vallen, de rechten die hij eraan ontleent,
verliezen wanneer hij misbruik van die rechten probeert te maken. Het gaat hier
om uitzonderlijke gevallen: er is slechts sprake van misbruik wanneer, ondanks
de formele naleving van de in de toepasselijke communautaire regeling opgelegde
voorwaarden, het door deze regeling beoogde doel niet werd bereikt én er een
voornemen bestond om een voordeel te verkrijgen door kunstmatig de voorwaarden
te creëren waaronder dit voordeel ontstaat. Het Hof heeft dit leerstuk met name
toegepast op de communautaire wetgeving betreffende uitvoerrestituties en de
BTW.
Voorts heeft het Hof in zijn rechtspraak over de directe
belastingen geoordeeld dat de noodzaak om belastingontwijking of misbruik te
voorkomen een dwingende reden van algemeen belang kan zijn die een beperking
van de fundamentele vrijheden kan rechtvaardigen. Het begrip
"belastingsontwijking" is evenwel uitsluitend beperkt tot
"volstrekt kunstmatige constructies die bedoeld zijn om de
belastingwetgeving van de betrokken lidstaat te ontwijken". Nationale
belastingregels zijn pas rechtsgeldig als zij proportioneel zijn en specifiek
ertoe strekken om "volstrekt kunstmatige constructies" te voorkomen.
Volstrekt kunstmatige constructies
Het Hof heeft verschillende elementen geïdentificeerd, die
op zich niet volstaan om te kunnen spreken van volstrekt kunstmatige
constructies. Het Hof heeft bijvoorbeeld geoordeeld dat het loutere feit dat
een dochteronderneming in een andere lidstaat is gevestigd of ook nog het feit
dat de activiteiten door de vennootschap in deze andere lidstaat worden
verricht vanuit het grondgebied van de lidstaat waar zij zelf is gevestigd,
niet kan worden aangemerkt als een element dat aanleiding geeft tot
belastingontwijking. Het streven naar een minimale belastingdruk is een
zakelijke overweging die op zich volstaat, mits de opgezette constructie niet
tot kunstmatige winstverschuivingen leidt.
Om te bepalen of er sprake is van een volstrekt kunstmatige
constructie, moet er een vergelijkende analyse worden gemaakt van de
economische realiteit en de juridische vorm. Objectieve elementen voor de
beoordelen van de economische realiteit zijn onder meer controleerbare factoren
zoals de plaats van werkelijke leiding, de tastbare aanwezigheid van de
vestiging en het reële commerciële risico dat zij draagt.
Evenredigheid
De nationale antimisbruikregels mogen criteria bevatten om
de situaties waarin de waarschijnlijkheid van misbruik het grootst is, af te
dekken. De vaststelling van redelijke waarschijnlijkheidscriteria draagt bij
tot zowel de rechtszekerheid van belastingplichtigen als de werkbaarheid voor
fiscale autoriteiten.
Om te voorkomen dat echte vestigingen en transacties ten
onrechte worden bestraft, moeten de fiscale administraties een gevalsgewijze
benadering volgen en moet elke belastingsplichtige, wanneer het bestaan van een
volstrekt kunstmatige constructie wordt vermoed, de mogelijkheid krijgen om te
bewijzen dat die constructie een zakelijke grondslag heeft. Het resultaat van
de door de belastingautoriteiten verrichte evaluatie moet in een onafhankelijke
juridische procedure kunnen worden getoetst.
Toepassing van antimisbruikmaatregelen in de EU
De lidstaten moeten hun belastingstelsel doeltreffend kunnen
organiseren en kunnen voorkomen dat hun belastinggrondslag door onbedoelde
niet-heffing en misbruik wordt uitgehold. Tegelijkertijd moet worden
gegarandeerd dat particulieren en bedrijven hun rechten uit hoofde van het
Gemeenschapsrecht zonder onnodige belemmeringen kunnen uitoefenen.
Antimisbruikmaatregelen moeten daarom doelgericht worden ingezet tegen
volstrekt kunstmatige constructies die zijn opgezet om nationale wetgeving te
omzeilen. Voorts zou de Commissie het betreuren indien lidstaten, om niet van
discriminatie te worden beschuldigd, antimisbruikmaatregelen die zijn opgezet
om grensoverschrijdende belastingontwijking tegen te gaan, ook zouden toepassen
op louter binnenlandse situaties waar het risico van misbruik onbestaande is.
Zulke eenzijdige oplossingen ondergraven alleen maar het concurrentievermogen
van de economieën van de lidstaten en zijn niet in het belang van de interne
markt.
Toepassing van antimisbruikmaatregelen ten aanzien van derde
landen
De toepassing van antimisbruikmaatregelen in gevallen
waarbij derde landen betrokken zijn (gevallen waarin uitsluitend het vrije
verkeer van kapitaal geldt) ondergaat doorgaans minder de invloed van
bepalingen van het Gemeenschapsrecht. Het EG-Verdrag verplicht de lidstaten
niet om alle discriminatie te vermijden bij de vestiging van hun onderdanen
buiten de Gemeenschap of de vestiging van onderdanen van derde landen in een
lidstaat. Het probleem van discriminatie doet zich derhalve niet voor in het
geval van gecontroleerde vennootschappen of kredietverstrekkers/aandeelhouders
die in een derde land zijn gevestigd, dat wil zeggen in de situaties waarin het
vaakst antimisbruikmaatregelen tegen grensoverschrijdende belastingsontwijking
worden genomen.
De vennootschapsbelastingsrichtlijnen zijn alleen van
toepassing op in de lidstaten gevestigde vennootschappen en hebben in het
algemeen tot doel om fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende
reorganisaties en voor betalingen van dividenden, rente en royalty's weg te
nemen. Het valt derhalve niet binnen het bestek van deze richtlijnen om
bijvoorbeeld constructies te bemoeilijken die tot doel hebben bronbelasting op
betalingen aan niet-Europese lichamen te ontwijken. Het beste middel om
dergelijke manoeuvres een halt toe te roepen is een uniforme en goed
gecoördineerde toepassing van antimisbruikmaatregelen tegen dergelijke
ontwijkingsconstructies, alsook een versterking van de administratieve
samenwerking met hun niet-EU-partners.
(bron: europa.eu)