Bulgarije heeft een aantal prehistorische culturen gekend,
waaronder de Hamangiacultuur en de Vincacultuur. Van deze culturen is, behalve
aardewerk en een groot aantal vruchtbaarheidsbeeldjes, weinig bewaard gebleven.
Een beter startpunt voor de geschiedenis van Bulgarije is de komst van de
Indo-Europese Thraciërs, die zich waarschijnlijk rond 2000 v. Chr. vanuit de
noordelijke Kaukasus in Zuidoost-Europa vestigden. Over hen is veel meer
bekend.
De Griekse geschiedschrijver Herodotus omschreef de
Thraciërs als het talrijkste volk na de Indiërs, en mogelijk het machtigste.
Hij suggereerde dat ze - wegens de uitgestrektheid van de landen die ze
bewoonden en controleerden - een enorm imperium hadden kunnen hebben, áls ze
zich hadden kunnen verenigen. De Thracische stammen waren inderdaad overvloedig.
Ze bewoonden het gebied van het hedendaagse Europees Turkije, Bulgarije,
Roemenië en Moldavië. Maar het waren rivaliserende stammen, waardoor het nooit
tot een grote vereniging is gekomen.
Op regionaal niveau lukte dit op een bepaald moment wél: in
475 v. Chr. wist Teres, een stamleider van de Odrysen, een aantal andere
stammen aan zich te binden en stichtte een koninkrijk, dat overeenkwam met het
huidige Bulgarije en Europees Turkije. Dit zogenoemde Odrysische koninkrijk
kwam krachtig uit de startblokken. De sterk door de Griekse cultuur beïnvloede
koningen lieten wegen aanleggen om de handel te bevorderen en breidden het
leger flink uit.
Hoewel door de Grieken barbaren genoemd, hadden de Thraciërs
- getuige de vondsten uit die tijd - een hoge mate van beschaving, met name op
militair en muzikaal gebied. Echter, door onderlinge verdeeldheid werd hun
gebied aan het begin van de vierde eeuw v. Chr. opgesplitst in drie delen, die
grotendeels onder Macedonische heerschappij kwamen. Het meest zuidelijke deel
van het rijk (d.i. Zuid-Bulgarije en Europees Turkije) bleef het langst onder
Odrysisch gezag. Hoofdstad van dit rijk was Seuthopolis (bij Kazanluk in
Centraal Bulgarije).
Ofschoon Griekse kolonisten al in de zevende eeuw v. Chr.
enkele stadstaten langs de Zwarte Zee hadden gesticht (voorbeelden daarvan zijn
Nesebar en Sozopol), kwam de echte cultivering van het gebied op gang vanaf de
tweede eeuw v. Chr. toen de Romeinen vanuit het westen oprukten. In 75 v. Chr.
onderwierpen zij eerst Moesië (Bulgarije ten noorden van het Balkangebergte),
later (in 46 n. Chr.) voegden zij ook Thracië als officiële provincie toe aan
hun rijk. Het rurale gebied was echter lastig te besturen. Omdat het nauwelijks
verstedelijkt was, maakten de Romeinen Serdica (het huidige Sofia, genoemd naar
de Thracische stam der Serden) tot administratief centrum van de regio, en
breidden de stad uit met vestigingswallen, publieke baden, religieuze gebouwen,
een basilica en een groot amfitheater. Er heerste relatieve rust, hoewel er
geregeld invallen van barbaarse volkeren plaatsvonden die uit waren op de
Romeinse rijkdommen. Met name de Goten, die oorspronkelijk uit Scandinavië
afkomstig waren, hebben de Romeinen (en later de Byzantijnen) parten gespeeld.
In 395, na de dood van keizer Theodosius I, werd het
Romeinse Rijk in tweeën gesplitst, elk deel met een eigen keizer. Bulgarije
kwam in de oostelijke helft (Byzantium) te liggen. Vervolgens kregen de
Byzantijnse keizers te maken met de Hunnen, die - evenals in de rest van Europa
- in Bulgarije huis hielden: in 447 maakten zij Serdica met de grond gelijk.
Theodosius II kocht hen met 300 kilo goud af om zich koest te houden.
Opgejaagd door de agressieve Hunnen uit het oosten zochten
veel Germaanse volkeren een veiliger heenkomen, wat een massale volksverhuizing
tot gevolg had. Stammen die voorheen in het noorden van Europa verbleven,
kwamen op verschillende manieren in het oosten en het zuiden terecht. Over het
algemeen bleef het Byzantijnse Rijk - in tegenstelling tot het West-Romeinse
Rijk - hiervan verschoond, maar ontkwam het toch niet aan invallen van de
eerder genoemde Goten.
Na deze eerste lichting kwam een tweede groep landzoekers
die zich over de vrijgekomen ruimte in Midden- en Oost-Europa verspreidden: de
Slaven, een volk dat zich oorspronkelijk ophield rond de Prypjatmoerassen in
Wit-Rusland en Oekraïne. De Zuid-Slavische tak vestigde zich vanaf de vijfde
eeuw op het Balkanschiereiland en drong ook Byzantijns gebied binnen. Hun
invloed was klaarblijkelijk zo groot, dat de Thraciërs met hen assimileerden en
de Thracische cultuur grotendeels verdween.
Thraciërs, Romeinen, Germanen, Hunnen en Slaven, allen
hebben invloed gehad op de ontwikkeling van Bulgarije, maar het gebied zou
definitief zijn vorm én naam krijgen met de komst van de Bulgaren, een van
oorsprong semi-nomadisch, Turkstalig volk, afkomstig van de steppen van
Centraal Azië. Dit volk had zich eerst aan de noordkant van de Zwarte Zee
gevestigd en daar in 632 het Groot-Bulgaarse Rijk gesticht, met khan Kubrat als
heerser. Toen dit rijk in 668 alweer werd vernietigd door de oorlogszuchtige
Khazaren, vluchtte een deel van de Bulgaren naar het noorden (de latere
Wolga-Bulgaren) en een ander deel naar Zuidoost-Europa (de Donau-Bulgaren).
Onder leiding van Asparuch, een van de zonen van Kubrat, wist de laatste groep
het Eerste Bulgaarse Rijk in de Donaudelta te creëren, dat in 681 na
verschillende veldslagen door het Byzantijnse Rijk als onafhankelijke staat
werd erkend. In de loop van de eeuwen breidde het rijk zich fors uit ten koste
van Byzantijns gebied.
Bulgarije heeft een aantal prehistorische culturen gekend,
waaronder de Hamangiacultuur en de Vincacultuur. Van deze culturen is, behalve
aardewerk en een groot aantal vruchtbaarheidsbeeldjes, weinig bewaard gebleven.
Een beter startpunt voor de geschiedenis van Bulgarije is de komst van de
Indo-Europese Thraciërs, die zich waarschijnlijk rond 2000 v. Chr. vanuit de
noordelijke Kaukasus in Zuidoost-Europa vestigden. Over hen is veel meer
bekend.
De Griekse geschiedschrijver Herodotus omschreef de
Thraciërs als het talrijkste volk na de Indiërs, en mogelijk het machtigste.
Hij suggereerde dat ze - wegens de uitgestrektheid van de landen die ze
bewoonden en controleerden - een enorm imperium hadden kunnen hebben, áls ze
zich hadden kunnen verenigen. De Thracische stammen waren inderdaad
overvloedig. Ze bewoonden het gebied van het hedendaagse Europees Turkije,
Bulgarije, Roemenië en Moldavië. Maar het waren rivaliserende stammen, waardoor
het nooit tot een grote vereniging is gekomen.
Op regionaal niveau lukte dit op een bepaald moment wél: in
475 v. Chr. wist Teres, een stamleider van de Odrysen, een aantal andere
stammen aan zich te binden en stichtte een koninkrijk, dat overeenkwam met het
huidige Bulgarije en Europees Turkije. Dit zogenoemde Odrysische koninkrijk
kwam krachtig uit de startblokken. De sterk door de Griekse cultuur beïnvloede
koningen lieten wegen aanleggen om de handel te bevorderen en breidden het
leger flink uit.
Hoewel door de Grieken barbaren genoemd, hadden de Thraciërs
- getuige de vondsten uit die tijd - een hoge mate van beschaving, met name op
militair en muzikaal gebied. Echter, door onderlinge verdeeldheid werd hun
gebied aan het begin van de vierde eeuw v. Chr. opgesplitst in drie delen, die
grotendeels onder Macedonische heerschappij kwamen. Het meest zuidelijke deel
van het rijk (d.i. Zuid-Bulgarije en Europees Turkije) bleef het langst onder
Odrysisch gezag. Hoofdstad van dit rijk was Seuthopolis (bij Kazanluk in Centraal
Bulgarije).
Ofschoon Griekse kolonisten al in de zevende eeuw v. Chr.
enkele stadstaten langs de Zwarte Zee hadden gesticht (voorbeelden daarvan zijn
Nesebar en Sozopol), kwam de echte cultivering van het gebied op gang vanaf de
tweede eeuw v. Chr. toen de Romeinen vanuit het westen oprukten. In 75 v. Chr.
onderwierpen zij eerst Moesië (Bulgarije ten noorden van het Balkangebergte),
later (in 46 n. Chr.) voegden zij ook Thracië als officiële provincie toe aan
hun rijk. Het rurale gebied was echter lastig te besturen. Omdat het nauwelijks
verstedelijkt was, maakten de Romeinen Serdica (het huidige Sofia, genoemd naar
de Thracische stam der Serden) tot administratief centrum van de regio, en
breidden de stad uit met vestigingswallen, publieke baden, religieuze gebouwen,
een basilica en een groot amfitheater. Er heerste relatieve rust, hoewel er
geregeld invallen van barbaarse volkeren plaatsvonden die uit waren op de
Romeinse rijkdommen. Met name de Goten, die oorspronkelijk uit Scandinavië afkomstig
waren, hebben de Romeinen (en later de Byzantijnen) parten gespeeld.
In 395, na de dood van keizer Theodosius I, werd het
Romeinse Rijk in tweeën gesplitst, elk deel met een eigen keizer. Bulgarije
kwam in de oostelijke helft (Byzantium) te liggen. Vervolgens kregen de
Byzantijnse keizers te maken met de Hunnen, die - evenals in de rest van Europa
- in Bulgarije huis hielden: in 447 maakten zij Serdica met de grond gelijk.
Theodosius II kocht hen met 300 kilo goud af om zich koest te houden.
Opgejaagd door de agressieve Hunnen uit het oosten zochten
veel Germaanse volkeren een veiliger heenkomen, wat een massale volksverhuizing
tot gevolg had. Stammen die voorheen in het noorden van Europa verbleven,
kwamen op verschillende manieren in het oosten en het zuiden terecht. Over het
algemeen bleef het Byzantijnse Rijk - in tegenstelling tot het West-Romeinse
Rijk - hiervan verschoond, maar ontkwam het toch niet aan invallen van de
eerder genoemde Goten.
Na deze eerste lichting kwam een tweede groep landzoekers
die zich over de vrijgekomen ruimte in Midden- en Oost-Europa verspreidden: de
Slaven, een volk dat zich oorspronkelijk ophield rond de Prypjatmoerassen in
Wit-Rusland en Oekraïne. De Zuid-Slavische tak vestigde zich vanaf de vijfde
eeuw op het Balkanschiereiland en drong ook Byzantijns gebied binnen. Hun
invloed was klaarblijkelijk zo groot, dat de Thraciërs met hen assimileerden en
de Thracische cultuur grotendeels verdween.
Thraciërs, Romeinen, Germanen, Hunnen en Slaven, allen
hebben invloed gehad op de ontwikkeling van Bulgarije, maar het gebied zou
definitief zijn vorm én naam krijgen met de komst van de Bulgaren, een van
oorsprong semi-nomadisch, Turkstalig volk, afkomstig van de steppen van
Centraal Azië. Dit volk had zich eerst aan de noordkant van de Zwarte Zee
gevestigd en daar in 632 het Groot-Bulgaarse Rijk gesticht, met khan Kubrat als
heerser. Toen dit rijk in 668 alweer werd vernietigd door de oorlogszuchtige
Khazaren, vluchtte een deel van de Bulgaren naar het noorden (de latere Wolga-Bulgaren)
en een ander deel naar Zuidoost-Europa (de Donau-Bulgaren). Onder leiding van
Asparuch, een van de zonen van Kubrat, wist de laatste groep het Eerste
Bulgaarse Rijk in de Donaudelta te creëren, dat in 681 na verschillende
veldslagen door het Byzantijnse Rijk als onafhankelijke staat werd erkend. In
de loop van de eeuwen breidde het rijk zich fors uit ten koste van Byzantijns
gebied.
Hoewel de Aziatische (Proto-)Bulgaren hun naam aan het land
hebben gegeven, waren de er reeds wonende Slaven in de meerderheid. Na verloop
van tijd gingen de Bulgaren in hen op, en namen gebruiken en taal van hen over
- wat de reden is dat de moderne Bulgaren als Slaven worden gezien. (In het
Engels wordt het onderscheid tussen de vroegere en de hedendaagse Bulgaren
gemaakt door te spreken over Bulgars resp. Bulgarians, een verschil dat het
Nederlands niet kent). Daarnaast dragen de moderne Bulgaren ook nog genetisch
materiaal van de Thraciërs in zich.
Tijdens de heerschappij van khan Boris I (853-889) werd
Bulgarije gekerstend. Aanvankelijk wilde Boris zijn land onder de bisschop van
Rome brengen, omdat hij een goede relatie met het Oost-Frankische Rijk had.
Maar de Byzantijnse keizer Michaël III dwong hem na een inval het
Oosters-orthodoxe geloof aan te nemen.
De kerstening stuitte op groot verzet. Een aantal bojaren
(Bulgaarse edelen) stond op tegen hun monarch, maar Boris liet hen ombrengen
waarmee de weg open lag om zijn onderdanen te laten dopen en het christelijk
geloof aan te laten nemen.
Minstens zo belangrijk in dezelfde tijd was de introductie
van het Glagolitische alfabet van de Macedoniërs Cyrillus en Methodius, dat
voorzag in een schrift voor de Slavische talen. Het latere cyrillische schrift
werd hiervan afgeleid.
(bron: www.mikipedia.nl)