De Bulgaarse Kerk werd opgericht in 865 toen Boris I gedoopt
werd door Griekse missionarissen. In 927 erkende het Patriarchaat van
Constantinopel de autocefale status van de Bulgaarse Kerk. Daardoor is deze
Kerk één van de oudste autocefale Kerk na de Patriarchaten van Rome,
Constantinopel, Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem en de Cypriotisch-orthodoxe
Kerk.
In de elfde eeuw - na de verovering van Bulgarije door Byzantium
in 1018 - werd het patriarchaat door de Byzantijnse keizer afgeschaft; de
patriarch werd aartsbisschop. In 1054 sloot de Bulgaarse Kerk zich dan ook aan
bij Constantinopel en verbrak alle banden met de paus van Rome.
In 1235 werd het Bulgaarse patriarchaat hersteld tijdens het
Tweede Bulgaarse Rijk. Tegen het einde van de 14de eeuw maakte de Ottomaanse
invasie een einde aan het bestaan van het patriarchaat en in 1453 werd de
Bulgaarse Kerk onder jurisdictie van het Patriarchaat van Constantinopel geplaatst.
In 1870 vaardigde de sultan een decreet uit waarbij een
Bulgaarse Kerk in de vorm van een exarchaat werd gesticht. Daarop
ex-communiceerde Constantinopel de Bulgaarse Kerk. Pas in 1945 volgde de
erkenning van het Bulgaarse patriarchaat door de Patriarch van Constantinopel.
In 1953 werd de Bulgaars-orthodoxe Kerk terug een autocefaal patriarchaat.
Gedurende de communistische periode werden de
kerkeigendommen geconfisqueerd door de staat. De grondwet van 1991 waarborgt de
godsdienstvrijheid en erkent de oosterse orthodoxie als de traditionele
godsdienst van Bulgarij.
(bron: wikipedia)