Principe
Er is sprake van verboden terbeschikkingstelling wanneer een
werkgever zijn werknemers ter beschikking stelt van een gebruiker die over deze
werknemers enig gedeelte van het gezag uitoefent dat normaal aan de werkgever
toekomt.
Er moet dus over gewaakt worden dat de ontvangende
onderneming (de Belgische opdrachtgever) zich niet gaat gedragen als werkgever
ten aanzien van de werknemers van de buitenlandse dienstverlener. De
inspectiediensten die dit controleren leiden onder meer uit volgende elementen
een verboden terbeschikkingstelling af: wanneer de Belgische opdrachtgever
rechtstreeks instructies geeft aan het personeel van de dienstverlener, zorgt
voor vervoer en huisvesting, het eigen personeel vermengt met het personeel van
de dienstverlener, wanneer het personeel van de dienstverlener niet met eigen
arbeidsmateriaal werkt, …
Wel is het zo dat de wet uitdrukkelijk voorschrijft dat in
het kader van een terbeschikkingstelling volgende zaken niet als de uitoefening
van werkgeversgezag zullen beschouwd worden:
het naleven door de gebruiker van de verplichtingen die op
hem rusten inzake het welzijn op het werk;
instructies die door de gebruiker worden gegeven in
uitvoering van de overeenkomst die hem met de werkgever verbindt, zowel inzake
arbeids- en rusttijden als inzake de uitvoering van het overeengekomen werk.
Hieruit volgt dat het uitermate belangrijk is om te
beschikken over een aannemingsovereenkomst waarin het uit te voeren werk
nauwkeurig is omschreven. Een bijkomende veiligheid kan ingebouwd worden door 1
vertegenwoordiger van de dienstverlener aan te duiden waaraan de contactpersoon
van de opdrachtgever eventuele instructies doorgeeft met betrekking tot de
uitvoering van de opdracht. Het is dan deze vertegenwoordiger – die dus in
dienst is van of verbonden is met de dienstverlener – die effectief verdere
instructies geeft aan het personeel van de dienstverlener. Vandaar is het
aangewezen om deze regeling ook uitdrukkelijk contractueel overeen te komen en
op te nemen in het aannemingscontract.