De vlaktaks (eng: flat tax) of proportionele belasting is
een vorm van inkomstenbelasting waarbij ieder inkomen met hetzelfde percentage
belast wordt. De vlaktaks houdt het midden tussen de progressieve belastingen
waarbij het tarief hoger wordt naarmate het inkomen stijgt en de degressieve
belastingen waarbij het tarief lager wordt naarmate het inkomen stijgt.
In de economische wetenschap is de vlaktaks veelvuldig
bestudeerd, soms in combinatie met een negatieve inkomstenbelasting of
basisinkomen. De vlaktaks is een liberaal principe en wordt niet graag gezien
door socialisten, die menen dat het de armsten schaadt. Liberalen werpen dan
weer op dat een vlaktaks iedereen gelijk behandelt en dat het de economie
stimuleert. Een budgetneutrale invoering van de vlaktaks kan door een relatief
hoog tarief te kiezen of door een relatief lager tarief te combineren met het
verbreden van de heffingsgrondslag, door aftrekposten geheel of gedeeltelijk te
laten vervallen. Een bijkomend voordeel van een vlaktaks is dat het systeem
eenvoudiger wordt, daarmee beter te controleren en uiteindelijk dus kostenbesparend
werkt voor de overheid. In Rusland verdubbelden de belastinginkomsten na de
invoering van een vlaktaks van 13%.
In de jaren 70 legde de Amerikaanse econoom Arthur Laffer
met de zogenaamde Laffercurve het verband tussen belastingopbrengsten en belastingtarieven
vast. Hij stelde dat er een verband is tussen de hoogte van
belastingopbrengsten en de hoogte van het belastingtarief. Bij een stijgend
belastingtarief zal de belastingopbrengst minder dan evenredig stijgen of zelfs
dalen. Belastingplichtigen zullen bij een hoger tarief minder geprikkeld worden
om hard te werken, waardoor het hogere tarief wordt toegepast op een kleiner
inkomen, met minder belastinginkomsten voor de overheid als gevolg.
Het waren Robert Hall en Alvin Rabushka die de vlaktaks als
systeem introduceerden in hun boek The Flat Tax. De vlaktaks volgens
Hall-Rabuska ziet er uit als volgt:
Elke vorm van inkomsten wordt slechts één maal belast;
Het belast de inkomsten uniform, volgens eenzelfde
percentage;
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vennootschappen en
individuen;
Individuen hebben een grote belastingvrije schijf.
Benthamse progressie
De belastingvrije schijf geeft aan de vlaktaks een
progressief karakter. Zo kunnen sociale correcties uitgevoerd worden door met de
belastingvrije schijf te spelen. De belasting die een individu moet betalen
wordt dan als volgt berekend:
inkomstenbelasting = vlaktakstarief X (inkomsten -
belastingvrije schijf)
Een voorbeeld werkt als volgt. Een vlaktaks kent een
belastingvrije schijf van 20.000 en een tarief van 40%. Individu A verdient
20.000, individu B verdient 40.000, individu C verdient 50.000, individu D
verdient 60.000, individu E verdient 100.000, en individu F verdient 150.000
euro. De belastingdruk bedraagt dan:
A betaalt (20.000-20.000) x 40% = 40% van 0.00 = 0.00. Op
zijn totaal inkomen bedraagt de belastingdruk (0.00/20.000) x 100% = 0%.
B betaalt (40.000-20.000) x 40% = 40% van 20.000 = 8.000. Op
zijn totaal inkomen bedraagt de belastingdruk (8.000/40.000) x 100% = 20%.
C betaalt (50.000-20.000) x 40% = 40% van 30.000 = 12.000.
Op zijn totaal inkomen bedraagt de belastingdruk (12.000/50.000) x 100% = 24%.
D betaalt (60.000-20.000) x 40% = 40% van 40.000 = 16.000.
Op zijn totaal inkomen bedraagt de belastingdruk (16.000/60.000) x 100% = 26,6%
E betaalt (100.000-20.000) x 40% = 40% van 80.000 = 32.000.
Op zijn totaal inkomen bedraagt de belastingdruk (32.000/100.000) x 100% = 32%
F betaalt (150.000-20.000) x 40% = 40% van 130.000 = 52.000.
Op zijn totaal inkomen bedraagt de belastingdruk (52.000/150.000) x 100% =
34,67%
Er is hierdoor dus voor de individuen B en verder een milde
progressie ontstaan, die ook wel bekendstaat als de Benthamse progressie,
vernoemd naar de filosoof Jeremy Bentham. De effectieve belastingdruk neemt met
het stijgen van het inkomen toe tot vrijwel gelijk aan het tarief van de
vlaktaks.
Om productiviteit niet te ontmoedigen kan er ook voor
gekozen worden om de belastingdruk van de inkomsten (arbeid) naar de uitgaven
(consumptie) te verplaatsen. Aangezien mensen met een hoog inkomen ook hoge
uitgaven zullen hebben, zullen zij ook het merendeel van deze belasting
betalen.