door K. Nevens
Met het arrest Albron tendeert het Hof van Justitie naar een
algemene erkenning van werkgeverschap in hoofde van de permanente gebruiker van
een ter beschikking gestelde werknemer. Deze uitspraak verrast, omdat het Hof
breekt met enkele axioma’s van het arbeidsrecht die in eerdere arresten (Jouini
en Allen) wel werden gerespecteerd en gehandhaafd. Het Hof blijkt niet langer
blind te zijn voor de dissociatie van de hoedanigheden van werkgever en
ondernemingshoofd, tenminste wanneer er sprake is van permanente detachering.
Het Hof zag zich hierbij wel genoodzaakt om het bestaan van feitelijke
arbeidsrelaties of –verhoudingen te erkennen. In dit artikel wordt betoogd dat
het Hof van Justitie zodoende brokken maakt in het (nationale) arbeidsrecht en
dat de wijze waarop het Hof van Justitie het fenomeen van vennootschapsgroepen
benadert in het kader van de Richtlijn 2001/23 allesbehalve coherent is.
Het volledige artikel vindt u in het RW 2011-2012, p.
1062-1068.