Principe
Indien je je als Belgische rijksinwoner in België verplaatst
met een in het buitenland ingeschreven wagen, dan ben je in principe verplicht
deze in België te laten inschrijven. Het feit dat de wagen al in het buitenland
is ingeschreven heeft geen invloed op deze verplichting.
Uitzondering
De overheid voorziet echter een aantal uitzonderingen om een
vrijstelling te verkrijgen van BTW, belasting op inverkeerstelling en
verkeersbelasting op in het buitenland ingeschreven voertuigen.
KB 20 juli 2001
De belangrijkste uitzondering is deze voor in België wonende
werknemers in dienst bij een buitenlandse in de EU gevestigde werkgever,
voorzien in het KB van 20 juli 2001.
De inschrijving in België van het voertuig is niet verplicht
indien het voertuig door de werknemer wordt gebruikt voor zijn beroep
(woon-werkverkeer en beroepsverplaatsingen) en in het buitenland is
ingeschreven op naam van een buitenlandse eigenaar waarmee de werknemer
verbonden is door een arbeidsovereenkomst. Het voertuig mag slechts bijkomstig
voor privé-doeleinden worden gebruikt.
De werkgever dient eveneens een economische activiteit te
ontplooien. Holding- en brievenbusvennootschappen zijn dus uitgesloten.
Bestuurders en zaakvoerders zijn in principe uitgesloten van deze
vrijstellingsregeling, tenzij ze kunnen aantonen er een echte band van
ondergeschiktheid ten opzichte van de onderneming bestaat.
Tenslotte dient zich aan boord van het voertuig een attest
te bevinden dat afgeleverd wordt door het BTW controlekantoor dat bevoegd is
voor de woonplaats van de werknemer.
BTW-attest
Deze laatste verplichting is niet nieuw. Ook voor de
BTW-vrijstelling was een dergelijk attest vereist.
De voorwaarden tot het verkrijgen van dit attest stonden
vermeld in de BTW-aanschrijving nr. 9 van 13/06/1995, die later vervangen werd
door de BTW-aanschrijving nr.1 van 03/05/2000. Deze aanschrijving werd onlangs
opgeheven en vervangen door de circulaire 43/2006 van 21/12/2006.
Betrokken werknemer moet het voertuig hoofdzakelijk voor
beroepsdoeleinden gebruiken (woon-werkverkeer en beroepsverplaatsingen in
opdracht van de onderneming) en slechts bijkomstig voor privé-doeleinden. Ook
de partner en de kinderen die fiscaal ten laste zijn en onder hetzelfde dak
wonen mogen het voertuig bijkomstig gebruiken. Dit bijkomstig karakter van het
privé-gebruik impliceert dat de regeling slecht geldt voor een voertuig per
werknemer.
In geval van systematisch gebruik kan de regeling worden
geweigerd. Met systematisch gebruik wordt de situatie bedoeld waarin het
voertuig bestemd is om uitsluitend en doorlopend in België te worden gebruikt.
Het gebruik in België moet dan ook bijkomstig blijven ten opzichte van het gebruik
in het buitenland. Dit houdt in dat de werknemer op regelmatige basis de
verplaatsing woonplaats (België) – werkplaats (in een andere lidstaat) moet
maken. Het feit dat deze verplaatsing naar het buitenland regelmatig gebeurt
moet voorzien zijn in de arbeidsovereenkomst (of in een ander document dat de
onderneming en zijn werknemer verbindt).
Het BTW-attest is geldig voor een periode van 24 maanden, en
kan voor eenzelfde voertuig worden verlengd voor een nieuwe periode van 24
maanden op voorwaarde dat wordt aangetoond dat het voertuig gedurende de
voorafgaande twee jaren in de andere lidstaat voor de beroepsdoeleinden van de
onderneming werd gebruikt voor een activiteit die de onderneming nog steeds
uitoefent. Het is eveneens verplicht een hernieuwing van het attest aan te
vragen telkens wanneer zich een wijziging voordoet in de elementen waaruit
blijkt dat aan de voorwaarden voldaan is.
Administratieve tolerantie
In het KB van 20 juli 2001 staat vermeld dat het voertuig
eigendom moet zijn van de werkgever. Voertuigen die door de buitenlandse
werkgever worden gehuurd of geleased in het land van vestiging, komen ook in
aanmerking.
Er bestaat zelfs een tolerantie indien het voertuig omwille
van praktische redenen door een groepsvennootschap wordt geleased waarmee de
werknemer geen arbeidsovereenkomst heeft.
Bijvoorbeeld: een werknemer (woonachtig in België) werkt
voor een Japanse onderneming in België. De Japanse onderneming beschikt over
een Europese dochteronderneming in Duitsland die de wagen in Duitsland least
aan de Belgische werknemer ter beschikking stelt. Een BTW-attest kan hierbij
verkregen worden op voorwaarde dat de Duitse vennootschap enige economische
activiteit in Duitsland uitoefent.
In het KB van 20 juli 2001 en de circulaire dd. 21.12.2006
staat vermeld dat het gebruik van het voertuig moet voorzien zijn in de
arbeidsovereenkomst. Dit sluit elk gebruik van het voertuig door de werknemer
uit voor een andere bezoldigde activiteit of voor een activiteit als
zaakvoerder of bestuurder in een andere vennootschap die eveneens niet
gevestigd is in de woonstaat.
In een salary-split situatie komt het vaak voor dat het
voertuig wordt geleased door groepsvennootschap A (niet gevestigd in de
woonstaat), maar dat de werknemer activiteiten verricht voor groepsvennootschap
A en groepsvennootschap B (niet gevestigd in de woonstaat). Het voertuig wordt
dus ook gebruikt voor een groepsvennootschap waarbij in de arbeidsovereenkomst
geen melding wordt gemaakt van het gebruik van een bedrijfsvoertuig.
Uit navraag bij het Hoofdbestuur van de BTW blijkt dat dit
geen reden is om het BTW-attest niet toe te kennen.
Maar het is en blijft een tolerantie. Dit wel zeggen dat u
steeds moet hopen op de goodwill van de plaatselijke BTW-administratie.
KB van 23 februari 2005
Het KB van 23 februari 2005 is een aanvulling op het KB van
20 juli 2001. De belangrijkste wijziging in dit kader is een aanvulling op
artikel 10, met name de toelating van een buitenlandse onderneming (gevestigd
in de EU) om een voertuig in België in te schrijven op haar naam indien de
gebruiker een Belgische rijksinwoner is. Dit zou terug de mogelijkheid openen
voor Belgische bedrijven om voertuigen in Luxemburg te leasen voor Belgische
werknemers.
De Luxemburgse leasingmaatschappij dient het voertuig evenwel
in België te laten inschrijven op haar naam op het adres van de Belgische
gebruiker. De inschrijving in België heeft wel tot gevolg dat de éénmalige
belasting in verkeerstelling en de jaarlijkse verkeersbelasting in België
verschuldigd zullen zijn.