Het woord Bulgaren (Bulgaars: българи, bulgari) wordt
gebruikt voor drie te onderscheiden begrippen:
-Het Turkse volk der Bulgaren. Ook wel de Donau-Bulgaren,
Boelgaren of Protobulgaren genoemd.
-De inwoners van Bulgarije.
-Een etnische groep in Bulgarije, namelijk de grootste
slavische groep in dat land.
De Bulgaren duiken voor het eerst op in de geschiedenis als
een Turks volk dat in de 2e eeuw v.Chr. aan de Wolga woont. Hun naam wordt wel
verklaard als afkomstig van een Turks woord Bulgha, "sabel", welk
voorwerp de groep als totemsymbool gebruikt zou hebben. Tijdens de Grote
Volksverhuizing trekken sommigen in de vierde eeuw naar het westen, anderen
naar het zuiden tot in Armenië. In de 6de eeuw vestigen zich enkele Bulgaarse
stammen zich ten noorden van de Donau als bondgenoten van het Byzantijnse Rijk.
In de zesde eeuw vallen ze Byzantijns gebied binnen tezamen met Slavische
stammen. Ze vestigen vele kanaten op de Balkan. Asparoech is de bekendste kan
en wordt gezien als de stichter van Bulgarije.
Langzaam wordt het Turkse
volksdeel door het Slavische geassimileerd en gekerstend. In de tiende eeuw
worden ze tijdens het keizerschap van Basilius de Bulgarendoder weer door
Byzantium onderworpen, maar in de twaalfde eeuw komen ze in opstand en weten,
nu geheel Slavisch, hun onafhankelijkheid als koninkrijk te bewaren totdat ze
in de veertiende eeuw door de Ottomanen veroverd worden.
In 1878 maakt men zich van het Ottomaanse Rijk los en
probeert een algemeen Bulgaarse identiteit te ontwikkelen die ook de
Macedoniërs en de Slavische bewoners van de Dobroedzja en Bessarabië omvat. Dit
leidt tot de Tweede Balkanoorlog waarbij men vergeefs een Groot-Bulgarije
probeert te vestigen. De Macedoniërs begonnen daarna hun eigen identiteit te
beklemtonen. De Zuid-Slavische dialecten gaan geleidelijk in elkaar over zodat
strikte grenzen moeilijk te trekken zijn.