Sunday, 17 February 2013

De landbouw in de landen van Midden- en Oost-Europa: huidige situatie en vooruitzichten (Bulgarije)



De overgang naar een vrije markteconomie is begonnen na de val van het communistische regime in 1989. De omstandigheden waaronder dit proces in Bulgarije is begonnen, waren bijzonder ongunstig doordat de economische planning in de voorgaande decennia zeer slecht was geweest en het land opgescheept zat met de erfenis van een omvangrijke maar inefficiënte industriesector en van een systematische verwaarlozing van de landbouwsector. Tegelijk ondervond de Bulgaarse economie ook een negatief effect van de economische hervormingen in de andere Midden- en Oosteuropese landen, omdat het binnen de Comecon nauw met deze landen geïntegreerd was geweest. Eind 1997 bedroeg de cumulatieve daling van het BBP ten opzichte van 1990 30%. Oorzaak van deze langdurige en aanhoudende crisis is het feit dat de economische hervormingen en stabilisatieplannen niet gepaard zijn gegaan met de nodige vorderingen bij de structurele hervormingen. Eind 1996 en begin 1997 is de situatie nog verslechterd door de ineenstorting van het hele banksysteem, de dramatische waardevermindering van de munteenheid, een hollende inflatie en massale protesten van de bevolking tegen de steeds ongunstiger ontwikkeling op economisch gebied. Het BBP is in 1996 11% en in 1997 6,9% kleiner geworden. De politieke consequentie van de crisis was dat de door de Bulgaarse Socialistische Partij gevormde regering, die het land pas twee jaar bestuurde, is gevallen. Vervroegde parlementsverkiezingen hebben dan geleid tot het aantreden in mei 1997 van een nieuwe centrumrechtse coalitie onder leiding van de Unie van Democratische Krachten.

Omdat de ernst van de crisis grondige hervormingen nog urgenter maakte, keurde de nieuwe regering een radicaal economisch programma goed dat werd ondersteund door het IMF en de Wereldbank. Centraal in het programma stonden een “currency board”-regeling (koppeling van de geldhoeveelheid aan de deviezenreserves), een versterking van de begrotingsdiscipline en een aantal toezeggingen op het gebied van economische liberalisering en privatisering van de staatsbedrijven. In juli 1997 werd begonnen met de uitvoering van het programma.

Na één jaar met de “currency board” en het nieuwe economische programma blijkt Bulgarije over een stabiele economie te beschikken. De koers van de lev heeft zich gestabiliseerd en de deviezenreserves zijn toegenomen. De inflatie over 1998 wordt geschat op 11%, de rente is in de eerste helft van 1998 stabiel gebleven (5,3 à 5,5%) en sinds februari 1998 is er een begrotingsoverschot.

Ondanks de positieve ontwikkeling van sommige economische indicatoren heeft het economische herstel zich niet goed doorgezet en is het vertrouwen niet volledig teruggekeerd. Er blijft bezorgdheid in de industriesector, die zich in de eerste helft van 1998 nog steeds in een recessie bevond. Het tempo van de privatisering (eind 1997 nog maar 27% van de staatsbezittingen) wordt als laag beschouwd en het is zeer de vraag of het gestelde doel, namelijk de privatisering van 50% van de totale staatsbezittingen, in 1998 zal worden bereikt. De sociaal-economische situatie is slecht en moeilijk. De afgelopen jaren is de levensstandaard gedaald. Volgens officiële cijfers zit ongeveer 25% van de Bulgaren onder de armoedegrens en de bezuinigingen op de staatsbegroting bemoeilijken de uitvoering van programma’s om de armoede te verlichten. Het gemiddelde loon bedraagt momenteel ongeveer 90 ecu en het gemiddelde pensioen 26 ecu per maand. Naar schatting wordt gemiddeld 48% van het inkomen aan levensmiddelen besteed. Een belangrijk deel van de bevolking is door armoede getroffen, al hebben veel gezinnen op het platteland het wel makkelijker dank zij een stukje grond waarop zij aan landbouw doen. Volgens officiële cijfers is 14% van de bevolking werkloos en de langdurige werkloosheid blijft toenemen.

Toch is de algemene situatie misschien in feite wel iets rooskleuriger door de omvang van de officieuze economie, die voor een bepaalde dynamiek zorgt maar het moeilijker maakt om een duidelijk beeld van de werkelijke situatie te krijgen. Algemeen wordt onderkend dat de oplossing voor de problemen van Bulgarije moet worden gezocht in privatisering en aanpassing aan een moderne marktgerichte economie. De huidige regering lijkt de politieke wil te hebben om een economisch beleid te blijven voeren dat op het bereiken van deze doelstellingen is gericht.


De landbouw in de economie

Met een aandeel van 11 à 13% in het BBP is de landbouw een belangrijke sector van de Bulgaarse economie geworden. Na de financiële crisis van 1996 was de landbouw de enige sector die groeide (in 1997 met 30% ten opzichte van 1996). Hierdoor is de op 30% geschatte daling van de landbouwproductie tussen 1989 en 1996 weer gedeeltelijk goedgemaakt.

De landbouw is in Bulgarije ook een belangrijke bron van werkgelegenheid. Van de beroepsbevolking is 23% in de landbouwsector werkzaam.

De aanzienlijke achteruitgang van de landbouwproductie in de periode na de hervorming heeft verschillende oorzaken. Sinds de prijzen zijn geliberaliseerd, hebben de landbouwers de nadelige gevolgen ondervonden van een sterke stijging van de prijzen van productiemiddelen, een afgenomen vraag en maatregelen van de regering om de stijging van de consumentenprijzen van de belangrijkste levensmiddelen af te remmen en om de levensmiddelenvoorziening veilig te stellen door beperking van de uitvoer. De overgangsproblemen werden nog verergerd doordat het niet lukte de teruggave van grond aan de vroegere eigenaars te coördineren met de opheffing van door de Staat beheerde coöperaties. In combinatie met de door de landhervorming veroorzaakte problemen verklaart dit het dramatische karakter van de achteruitgang van de landbouwproductie. Daar kwamen in de jaren 1995 en 1996 als gevolg van ernstige beleidsfouten en ongunstige weersomstandigheden nog graantekorten bij die zeer nadelige gevolgen hebben gehad voor de landbouwsector en de levensmiddelenindustrie. De achteruitgang van de productie ging gepaard met een daling van de binnenlandse vraag en verschuivingen in het consumptiepatroon, vooral van dierlijke producten naar granen, een en ander als gevolg van de algemene daling van de koopkracht en van het aanzienlijke deel van de inkomens dat aan levensmiddelen moest worden besteed. Het herstel van de landbouwproductie in 1997 was hoofdzakelijk te danken aan de hoge ha-opbrengsten van granen in dat jaar.


Grondgebruik en plantaardige productie

Het landbouwareaal is ongeveer 6,2 miljoen ha groot (55% van de oppervlakte van het land). Daarvan is 4,2 miljoen ha bouwland en 1,7 miljoen ha blijvend grasland. Ongeveer 15% (700.000 ha) van het landbouwareaal wordt momenteel niet beteeld. De meeste takken van plantaardige productie zijn zeer gevoelig gebleken voor de veranderingen in de Bulgaarse landbouw en het overgangsproces heeft geleid tot een daling van areaal of fysieke opbrengst. Bij tabak, suiker en wijn is de daling zeer groot. Granen en zonnebloem blijken in de overgangsperiode de belangrijkste vervangende gewassen te zijn. Hun procentuele aandeel in de totale plantaardige productie is toegenomen. Granen vormen in Bulgarije de belangrijkste groep gewassen. Hun aandeel in de totale plantaardige productie bedraagt gewoonlijk 30%. Het areaal granen besloeg in 1997 2 miljoen ha. Zonnebloem is een van de weinige gewassen waarvan de productie (zonnebloempitten) sterk is gestegen.


Dierlijke productie

Sinds 1989 is de sector dierlijke productie gemiddeld sterker ingekrompen dan de sector plantaardige productie (het aantal grootvee-eenheden is afgenomen met meer dan 50%). Aan het einde van de jaren tachtig was de dierlijke productie vooral geconcentreerd in grote door de Staat beheerde coöperaties en in bedrijfscomplexen voor intensieve veehouderij van de Staat. Door de opheffing van de door de Staat beheerde coöperaties en de daling van de binnenlandse vraag is een proces van kapitaalvernietiging op gang gekomen. De kleinschalige landbouwbedrijven vormen tegenwoordig de belangrijkste pijler van de dierlijke productie. Het gaat goed met deze bedrijven, maar zij hebben de dalende tendens van de aantallen dieren niet kunnen stoppen. Deze daling gaat verder en er zijn geen tekenen van herstel. De varkenshouderij is de grootste tak van dierlijke productie en is nog steeds relatief belangrijk in de bedrijfscomplexen, die nog niet zijn geprivatiseerd. De meeste van deze complexen zullen echter in de nabije toekomst worden geprivatiseerd.


Handel in landbouwproducten

In 1997 bestond de uitvoer voor 14% uit landbouwproducten vergeleken met 8,8% bij de invoer. De belangrijkste uitvoerproducten zijn tabak, wijn, verwerkte groenten en fruit en dierlijke producten (hoofdzakelijk zuivelproducten). In 1997 waren de belangrijkste invoerproducten suiker en granen. Vóór de overgang was de landbouwhandel voor meer dan de helft gericht op de Comecon-landen, waarbij het volume veel groter was dan nu. Tot 1989 was het handelsbeleid van Bulgarije vergelijkbaar met dat van de andere Comecon-landen : de buitenlandse handel was in handen van staatsmonopolies en vond voor een belangrijk deel plaats in Comecon-verband. Na het verdwijnen van de communistische regimes moest Bulgarije net als de andere Comecon-landen zijn handelspatroon wijzigen. In de overgangsperiode is het aandeel van de handel met Westerse landen toegenomen, maar sinds 1993 is sprake van een herstel van de agrarische exporten naar de voormalige Sovjet-Unie. Van de door Bulgarije uitgevoerde landbouwproducten gaat ongeveer 32% naar de OESO-landen en ongeveer 23% naar de EU. De handel met de EU heeft zich sterk uitgebreid. In 1989 nam de EU slechts 6% af van de totale agrarische exporten en zoals gezegd is dit percentage gestegen tot 23% in 1997. Van de agrarische importen van Bulgarije was in 1989 18% afkomstig uit de EU en in 1997 was dit 21%, waarbij er in 1992 echter een uitschieter van 54% was. Net als andere Midden- en Oost-Europese landen heeft ook Bulgarije eind 1993 een associatieovereenkomst met de EU gesloten om te profiteren van de handel met westerse markten.

Sinds 1997 is Bulgarije partij bij de GATT/WTO-overeenkomst. Op 17 juli 1998 is het ook lid van de CEFTA geworden.


Structuur van de landbouwbedrijven

De landhervorming levert voornamelijk nieuwe typen van samenwerkingsverbanden op. Het betreft in hoofdzaak particuliere productiecoöperaties (met gemiddeld 700 ha per coöperatie) die vooral eenjarige akkerbouwgewassen verbouwen. Er zijn ook heel veel individuele bedrijven in privé-handen. Het betreft hoofdzakelijk kleinschalige bedrijven (tot 10 ha). Voor 86% bestaan deze uit nevenbedrijfjes met minder dan 1 ha (die samen 13% van het landbouwareaal in gebruik hebben). De kleinschalige bedrijven hebben een belangrijk aandeel in de productie, vooral in de sectoren dierlijke productie en groenten en fruit. Er beginnen ook wat middelgrote landbouwbedrijven (100-400 ha) te ontstaan. De meeste van deze bedrijven dragen slechts een tijdelijk karakter en zullen nog verder ontwikkelingen ondergaan. Vaak betreft het ook informele (d.w.z. niet-geregistreerde) bedrijven.


Toeleveranciers en afnemers

Bij de toeleveranciers en de afnemers van de landbouw zijn de ontwikkelingen grotendeels tot stilstand gekomen als gevolg van hun geringe efficiëntie, de vertraging bij de privatisering en het gebrek aan concurrentie op de binnenlandse markt.

Binnen de Bulgaarse industrie als geheel is de levensmiddelenindustrie de tweede grootste bedrijfstak. Deze sector was goed voor ongeveer 21% van de totale industriële productie. In 1996 gebruikte de levensmiddelenindustrie 40% of minder van haar capaciteit. Bij deze industrie kunnen twee soorten ondernemingen worden onderscheiden. Enerzijds zijn er de van vóór de overgang daterende grote ondernemingen, waarvan er veel met financiële problemen te kampen hebben, en anderzijds zijn er privé-bedrijfjes met een klein maar groeiend marktaandeel. De sector landbouwmachines heeft veel te lijden gehad van de overgang. De productiecapaciteit van deze sector is sterk gedaald. Het beschikbare machinepark is nu grotendeels verouderd en waarschijnlijk wordt veel ervan niet meer gebruikt.

De productie van kunstmeststoffen en gewasbeschermingsmiddelen is sinds 1989 aanzienlijk afgenomen. Ook het gebruik van deze productiemiddelen is in die periode sterk gedaald, en wel in hoofdzaak om twee redenen : 1) een algemeen gebrek aan financiële middelen en 2) het feit dat de gebruikers een rationelere economische reactie op relatieve prijsveranderingen vertonen dan in het verleden, wat momenteel tot extensieve productietypen leidt.


Het landbouwbeleid

In de overgangsperiode werd het landbouwbeleid vooral gekenmerkt door kortetermijnmaatregelen zoals de subsidiëring van kredietverlening tot na de oogst, dit om ervoor te zorgen dat de productie in de chaos van de landhervorming toch bleef doorgaan. De prijsliberalisering is begin 1990 van start gegaan. Het prijsbeleid en de andere bijbehorende maatregelen hadden een verlagend effect op de producentenprijzen, maar niet op de kleinhandelsprijzen. De grote prijsaanpassingen door de prijsliberalisering hadden tot gevolg dat de producenten verlies gingen lijden. Terwijl de prijzen van productiemiddelen min of meer tot wereldmarktniveau zijn gestegen, bleven de prijzen van primaire landbouwproducten daarbij achter.

Het nieuwe economische programma dat is ingevoerd na de graantekorten en de ineenstorting van de banksector in 1996, heeft ook gevolgen gehad voor het landbouwbeleid. Sinds medio 1997 wordt een landbouwbeleid gevoerd dat moet leiden tot op concurrentie en uitvoer gerichte regelingen voor de landbouw met maatregelen om prijzen en handel te liberaliseren en de teruggave van grond aan de vroegere eigenaars te voltooien en andere initiatieven om de privatisering van de levensmiddelenindustrie en de definitieve opheffing van insolvabele staatsbedrijven te versnellen. Dit programma loopt nog niet lang en het is dus moeilijk om nu al te beoordelen welke resultaten het zal opleveren.

Er wordt nog maar op twee manieren in de prijzen ingegrepen. Enerzijds wordt voor in totaal 15 producten onderhandeld over een prijs die dan voor de kleinhandel verplicht is, en anderzijds geldt voor tarwe een minimumprijs van ongeveer 130 VS-dollar per ton. Voor de graanproducenten betekent deze laatste prijs een stimulans, maar de onverkochte graanvoorraden bij de staatsaankoopmaatschappijen veroorzaken een financieel probleem en kunnen de kortetermijnvooruitzichten in deze sector ongunstig beïnvloeden.

Behalve door deze ingrepen worden de landbouwers met nog twee andere maatregelen ondersteund : vrijstellingen van belasting en subsidiëring van bedrijfskapitaalkredieten.

Als onderdeel van de overgang is ook een einde gemaakt aan het staatsmonopolie op de buitenlandse handel. Hoewel Bulgarije vóór 1989 een op de uitvoer van levensmiddelen gericht land was, werden tijdens de overgang via handelsmaatregelen aan de grens beperkingen gesteld op de uitvoer van landbouwproducten. Tot 1997 gold een invoerregeling die voorzag in beheersing van de invoer door middel van douanerechten en minimumrechten van specifieke aard. Momenteel wordt het handelsbeleid bepaald door een aantal bilaterale en multilaterale overeenkomsten (Europa-overeenkomst, CEFTA-overeenkomst en GATT/WTO-overeenkomst). Sinds deze verbintenissen op handelsgebied van kracht zijn, is van meer discipline en een rationelere aanpak sprake bij de toepassing van de maatregelen aan de grens en van het beleid inzake buitenlandse handel.

De aanpassing van de veterinaire en fytosanitaire regelgeving van Bulgarije aan die van de EU verkeert nog in de beginfase. Bulgarije heeft dus nog een lange weg af te leggen voordat zijn voorschriften op dit gebied aan de EG-eisen zullen voldoen.


Vooruitzichten voor het jaar 2003

Pogingen om de toekomst van de Bulgaarse economie te voorspellen worden door heel wat onzekere factoren bemoeilijkt. Toch kunnen voor de belangrijkste landbouwproducten wel enkele prognoses worden opgesteld met als uitgangspunt een scenario van een algemeen economisch herstel en institutionele stabiliteit in combinatie met een geleidelijke opruiming van de belangrijkste resterende hinderpalen voor landbouw en levensmiddelenindustrie.

De belangrijkste veronderstellingen zijn dat de regering zich zal houden aan haar politieke toezegging door te zullen gaan met de uitvoering van het hervormingsprogramma dat met het IMF en de Wereldbank is overeengekomen, en dat zij tegelijk de eerste hervormingen zal aanpakken die voor toetreding tot de EU nodig zijn. Deze maatregelen en de effecten van het in 1997 begonnen stabilisatieprogramma zullen een periode van matige maar stabiele economische groei bewerkstelligen. Op basis van deze matige groei en de bij de privatisering geboekte vooruitgang zouden buiten- en binnenlandse investeerders initiatieven moeten nemen die bijdragen tot het herstel van het vertrouwen in de Bulgaarse economie. De geringe koopkracht van een groot deel van de Bulgaarse bevolking beperkt echter de mogelijkheden voor een sneller herstel op basis van de stijging van de binnenlandse vraag. Deze geringe koopkracht zal ook een factor van potentiële instabiliteit blijven mocht de levensstandaard van het betrokken deel van de Bulgaarse samenleving verder verslechteren.

De noodzaak de structuur van de landbouwbedrijven te stabiliseren zal de eerste tijd grote verschuivingen naar kapitaalintensieve activiteiten of de ontwikkeling van door een lange cyclus gekenmerkte productievormen zoals meerjarige teelten of de rundveehouderij in de weg staan.

De prognoses zijn gebaseerd op voorzieningsbalansen waarin rekening is gehouden met de te verwachten stijgingen van de binnenlandse productie en het binnenlandse verbruik. Voor de handel in het jaar 2003 is uitsluitend met nettocijfers (saldi) gewerkt. De handelsvolumes zelf zijn niet geraamd, omdat het inschatten van de kansen op handelsgebied nog meer giswerk zou vergen. Er zijn wel mogelijkheden voor een snelle ontwikkeling van winstgevende exporten omdat Bulgarije over bepaalde comparatieve voordelen beschikt, maar aangenomen wordt dat dit beperkt zal blijven tot bescheiden hoeveelheden omdat momenteel slechts een handvol ondernemers over voldoende middelen beschikt om te investeren, aan de internationale normen te voldoen en op internationale markten te concurreren.

Als deze veronderstellingen kloppen, zouden de vooruitzichten voor het jaar 2003 er als volgt kunnen uitzien :

Granen

Matige stijging van areaal en ha-opbrengsten. Tegen 2003 zal de uitvoercapaciteit weer op peil zijn.

Oliehoudende zaden

Stabilisering van het areaal. Geringe stijging van de ha-opbrengsten. De netto-uitvoercapaciteit kan in stand worden gehouden.

Suiker

Geen tekenen van herstel. De afhankelijkheid van invoer zal toenemen.

Groenten en fruit

Matig herstel van areaal an productie. Herovering van bepaalde traditionele uitvoermarkten.

Wijn

Beperkte stijging van de productie en van de netto-uitvoer.

Melk

Het aantal koeien zal iets toenemen. De melkproductie per koe kan weer het peil van 1989 bereiken.

Runderen

De omvang van de rundveestapel en van de rundvleesproductie zal heel geleidelijk weer stijgen. Bulgarije zal een netto-importeur van vlees voor de verwerkende industrie blijven.

Varkens

Kleine toeneming van de varkensvleesproductie en enig herstel van het verbruik. Een netto-uitvoercapaciteit zal in stand worden gehouden of zelfs worden verhoogd.

Pluimveevlees

Als de prijs zich gunstig ontwikkelt ten opzichte van die van varkensvlees kunnen productie en verbruik aanzienlijke stijgingen te zien geven. Bulgarije zal zijn huidige netto-uitvoercapaciteit in stand houden.

(bron:  ec.europa.eu)