Tuesday, 26 February 2013

Het cijferprobleem van de Roma


Niemand weet hoeveel Roma er precies zijn. Hoe ze nu daadwerkelijk leven, waarvan of waar. Toch zijn die gegevens nodig. Zonder kun je niet gericht investeren en geen resultaten meten. Het verzamelen van cijfers op basis van ras en etniciteit zou echter bij wet verboden zijn. Onzin, menen deskundigen. Het kan wel.
Mediaviewer

© Nina Cranen
Aleksej Pamporov weet het zeker. Er zijn ‘slechts’ zo’n 350.000 Roma in Bulgarije. De socioloog, die naar eigen zeggen ‘alles van de Roma onderzoekt, behalve hun genen’, is verbonden aan de Open Society Foundation in Sofia. Pamporov gaat met zijn cijfers lijnrecht in tegen andere onderzoekers, die ervan uitgaan dat er minstens twee keer zoveel Roma in Bulgarije wonen. ‘Klopt dus niet’, zegt hij in zijn elegante kantoor in het centrum van de Bulgaarse hoofdstad. ‘Roma zijn mobiel. Die trekken van de ene naar de andere stad of dorp. Wij hebben hier in Bulgarije geen verplichte adresregistratie. Ik ben ervan overtuigd dat families daarom dubbel worden geteld.’

Een paar miljoen meer of minder

In alle EU-lidstaten woedt de discussie over aantallen Roma. Niemand weet echt hoeveel het er zijn, niet in Bulgarije, niet in Roemenie, Hongarije of Italië. In heel Europa zouden er in totaal 10 tot 12 miljoen wonen, waarvan minimaal 6 miljoen in de Europese Unie. Maar het kunnen er ook een paar miljoen meer of minder zijn.

In het kielzog hiervan ontbreken exacte gegevens van de reële levensomstandigheden van Roma. Roemenie bijvoorbeeld is het enige EU-land waar officiële data bestaan over de voltooiing van basisonderwijs van Romakinderen. In de meeste andere landen is dat gissen. Hetzelfde geldt voor exacte gegeven over werkloosheid en zaken als kindersterfte onder Roma, iets waarvan aangenomen wordt dat het hoog is, maar waar geen enkel EU-lidstaat, goed zich op heeft. Behalve in Spanje, dat een groot gezondheidsprogramma uitvoerde onder Roma waarbij ook data zijn verzameld.

‘De aantallen Roma zijn onderwerp van veel speculatie’, zegt Matthew Newman, woordvoerder van Europees Commissaris Viviane Reding (mensenrechten en justitie) ‘En de data die genoemd worden zijn vaak gebaseerd op schattingen.’

‘Zigeunerland’

Het is, zo zegt hij, een van de belangrijkste reden waarom het zo moeilijk is om beleid te maken voor Roma. Zonder exacte gegevens kun je de werkelijke situatie niet in kaart brengen, en dus ook niet weten wat je nu precies moet doen om effectief te helpen. In Bulgarije weet niemand hoeveel Romakinderen er nu daadwerkelijk naar school gaan, geeft socioloog Pamporov als voorbeeld. ‘Een familie kan verhuizen naar een andere stad zonder dat het kind daar weer op school ingeschreven wordt. Daar is geen enkele controle op.’ En dus weet je niet hoeveel schoolverlaters er zijn en dus hoeveel geld aangevraagd moet worden om dat probleem, volgens deskundigen een van de meest penibele kwesties in alle landen met veel Roma, aan te pakken.

Daadwerkelijke feiten over Roma zijn tevens nodig om speculaties de kop in te drukken. Bulgaarse kranten citeren regelmatig ‘wetenschappers’ die beweren dat Bulgarije over veertig jaar een zigeunerland is. Door een snel voortschrijdende ‘ontbulgarisering’, voornamelijk omdat Roma veel meer kinderen baren dan Bulgaren, zouden er dan 800.000 Bulgaren op 3,5 miljoen Roma leven.

Volgens Roma-kenners kunnen dit soort prognoses niet kloppen. ‘Een deel van de Roma baart veel kinderen’, zegt de Bulgaarse onderzoekster Ilona Tomova. ‘Bij veel Roma daalt het aantal kinderen juist. En ook Roma emigreren steeds vaker naar het buitenland.’ Helaas wordt door dit soort ‘onderzoek’ wel een anti-Roma toon gezet. Nationalistische anti-Roma partijen maken er grif gebruik maak van in hun pogingen de Bulgaren op te jutten tegen de ‘zigeuners, die fokken als konijnen, niet willen werken en ons bestelen van ons belasting geld.'

Migranten

De cijfers zijn eveneens van belang om migrantenstromen te kunnen controleren. Roma migreren niet alleen vanuit Oost-Europese landen naar het westen. Door de economische crisis zijn veel van die migranten ook op drift geraakt binnen West-Europa. In Spanje worden Roma uit Roemenie of Bulgarije uitgezet of niet meer toegelaten vanwege de crisis. Onderzoekers en Roma-activisten weten dat maar weinig Roma teruggaan naar hun vaderland. Maar waar ze wel naartoe gaan, daar is geen zicht op.

In 2011 gaf de Europese Commissie het startsein voor het Europese Kader voor Roma-strategieën waarvoor alle 27 lidstaten een plan moesten ontwikkelen. Ze worden deze maand door de Europese Commissie beoordeelt. Het kader is onderdeel van een veel groter plan om armoede uit de Europese Unie te bannen. De commissie heeft hierin doelen gesteld. Zo moeten alle kinderen, dus ook Romakinderen, in 2020 lagere school hebben gedaan. Een zeer ambitieus doel, waarbij je allereerst moet weten hoeveel kinderen er nu wel en niet naar school gaan. Ook daarvoor zijn correcte cijfers cruciaal.

Sociaaleconomische voordelen

Het Kader gaat bovendien uit van een ‘nieuwe’ invalshoek, zoals Livia Jaroka, de enige Roma in het Europarlement en een van de initiatiefnemers uitlegt. Het is in al die jaren duidelijk gebleken dat nationale regeringen weinig doen om Roma te helpen als ze er zelf niet beter van worden, meent Jaroka. ‘Daarom veranderden we het paradigma. We zetten nu in op de sociaaleconomische baten die landen kunnen hebben van de integratie van Roma.’

Immers: net als Bulgarije kampen ook andere Oost-Europese landen in de toekomst met een tekort aan arbeidskrachten, zo voorspellen demografen. Roma kunnen een groot potentieel zijn voor de arbeidsmarkt en zo de lasten van een snel vergrijzende bevolking dragen. Dit sociaaleconomische argument spreekt volgens Jaroka regeringen wel aan. Maar je moet die voordelen wel zichtbaar weten te maken. En daarvoor zijn - wederom - de juiste gegevens nodig.

Helse klus

Het binnenhalen van die cijfers is echter een schier onmogelijke klus. In veel landen kun je bij een volkstelling aangeven wat je afkomst is, maar dat is bijna altijd optioneel. Uit angst voor discriminatie of omdat ze meer waarde hechten aan hun nationaliteit, vullen Roma bij volkstellingen veelal hun etniciteit niet in.

Ingewikkeld is tevens het verzamelen van data over hun levensomstandigheden. Bij onderzoek daarnaar is de optie van afkomst er vaak niet. En als die er wel is, is ook die optioneel.

Het zou in veel lidstaten bij wet verboden zijn om gegevens over ras en etniciteit te verzamelen. Ingegeven door een dictatoriaal verleden waar privacybescherming schaars was, zijn Oost-Europese landen bang voor misbruik van gegevens. West-Europese landen hebben de Tweede Wereldoorlog in herinnering als voorbeeld waar het kan misgaan. Het verzamelen van etnische gegevens zou tevens in strijd zijn met de Data Protectie richtlijn van de Europese Unie en verschillende internationale verdragen. Om dezelfde redenen.

Etnische registratie stuit op weerstand bij mensenrechtenactivisten. Want ook in de 21e eeuw ligt misbruik op de loer. Het meest zichtbare staaltje hiervan presenteerde Italië, waar de regering na uit de hand gelopen rellen vingerafdrukken wilde laten maken van alle Roma, ook kinderen, om deze naar later bleek, het land uit te kunnen zetten.

En zo zijn er meer voorbeelden. Tot 2010 beschikte het Slowaakse ministerie van Binnenlandse zaken over een speciale ambtenaar voor Romacriminaliteit. Die schreef nauwgezet een C-tje (van Cigan: zigeuner) achter dieven van Roma-afkomst. En in hetzelfde jaar kwam naar buiten dat Roma in het Nederlandse Ede werden geregistreerd op etniciteit. Omdat dit niet kan via het tonen van een paspoort (daar staat het immers niet in) moest dit wel gebeuren via kenmerken als huidskleur, kleding, levensstijl, of het hebben van een ‘Oost-Europese’ achternaam’, stelde de Nederlandse afdeling van Amnesty International. ‘En dergelijke vaststellingen zijn subjectief, willekeurig en discriminerend.’

Brits voorbeeld

Toch kan het wel degelijk, stellen de auteurs van het rapport No Data No Progress van het Open Society Institute, dat in juni 2010 verscheen. In Groot-Brittannië verzamelen ze al jaren etnische gegevens, van alle mensen die in hun land werken en wonen. In volkstellingen, op werkplekken en in het onderwijs. Voor firma’s met meer dan 100 werknemers is het zelfs verplicht. De Britten gaan uit van een andere benadering. De gegevens zijn nodig om de emancipatie en gelijke berechting van verschillende etnische groepen te controleren, is de gedachte erachter.

Zo kan elk lidstaat het doen, menen de auteurs van het rapport. Als je op deze basis etnische gegevens verzamelt is dat niet in strijd met de EU-wetten tegen discriminatie. Ofwel: ‘Het is eenvoudigweg een mythe dat het verzamelen van etnische gegevens verboden is.’

‘Ja, het kan wel’, zegt ook Eva Sobotka, onderzoekster bij het onafhankelijke Fundamental Rights Agency (FRA). Het agentschap, dat gehuisvest is in een goed beveiligd pand in Wenen, wordt gezien als het ‘cijferkanon’ van de Europese Unie op mensenrechtengebied. In 2009 publiceerde het FRA het eerste EU-MIDIS rapport, het allereerste vergelijkende onderzoek naar discriminatie van Roma in 7 lidstaten.

En vorig jaar begon de FRA samen met de Europese Commissie, de UNDP en de Wereldbank een studie naar Romahuishoudens in 11 lidstaten. Het ging hierbij om zaken als het recht op onderwijs, huisvesting en arbeid. De uitkomstem van dit onderzoek worden eind april verwacht.

‘Wij weten uit eigen ervaring met al dit onderzoek dat je wel etnische gegevens kunt verzamelen, zonder dat je de privacywetgeving overtreedt’, zegt Sobotka. ‘Het kan zelfs met respect voor afkomst van mensen. En het is niet eens zo moeilijk.’

Passiviteit rechtvaardigen

Toch gebeurt het niet. Lidstaten blijven vasthouden aan het volgens hen onbeweegbare verbod op het verzamelen van etnische gegevens. Verschillende mensenrechtenactivisten, zo wordt gesteld in het OSF-rapport, menen dat nationale regeringen zo hun passiviteit rechtvaardigen. En dat zegt ook Jarmila Lajcakova van het CVEK, een onafhankelijke centrum voor onderzoek naar etniciteit en cultuur in Bratislava. ‘De Slowaakse regering weigert om etnische data te verzamelen. Dan staat zwart op wit hoe ellendig de situatie is en moeten ze er wat aan doen. Nu kunnen ze nog gewoon wat roepen. Niemand weet immers echt hoe het zit.’

Het is de vraag of er snel wat gaat veranderen. De ervaringen uit de Decade of Roma Inclusion (zie kader), een initiatief van twaalf Europese landen binnen en buiten de EU om de situatie van Roma te verbeteren, stemmen niet optimistisch. Bij aanvang van dit initiatief beaamden alle landen dat goede datacollectie nodig is om echt wat te doen aan de ellendige situatie van de Roma. De deelnemende landen beloofden zich in te zetten voor alternatieve manieren om gegevens boven water te krijgen. Er is zo goed als niets gebeurd, zo blijkt uit het al eerder genoemde OSF-rapport en analyses van onder meer de Decade Watch, een groep van Roma-activisten die de vooruitgang van de Decade bijhouden.

Decade of Roma Inclusion

De Decade of Roma Inclusion, ofwel het ‘tienjarige plan voor Roma-integratie’ is een initiatief van twaalf Europese landen binnen en buiten de Europese Unie om de sociaaleconomische status en integratie van Roma te verbeteren. Het initiatief werd gelanceerd in 2005 en heeft als eindpunt 2015. De landen die eraan meedoen zijn Albanië, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Macedonië, Montenegro, Roemenie, Servië, Slowakije en Spanje.

Elk land ontwikkelde een actieplan met specifieke doelen op de gebieden onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid en huisvesting. Partners in de Decade waren onder meer de Wereldbank, het Open Society Institute, de UNDP (United Nations Development Program), de Raad van Europa, en diverse mensenrechten- en Roma-organisaties. De Europese Unie is er zijdelings bij betrokken.

Volgens Roma-activisten en onderzoekers is de Decade een fiasco. Uit observaties van de Decade Watch, een groep van Roma-activisten die de Decade volgen, was er in 2010, vijf jaar na lancering, nog nauwelijks wat gebeurd.

‘Ik geloof werkelijk dat de Decade een mislukking is’, vertelde Gelu Duminica, uitvoerend directeur van Impreuna Agency for Community Development, een Roemeense Roma-organisatie in juli 2011 aan journalisten van het gerenommeerde persbureau BIRN. ‘Het effect in de EUlidstaten is zo goed als nul. En zelfs als je er vanuit gaat dat het een instrument is voor ngo’s om beter te kunnen lobbyen is de impact minimaal.’ Terwijl de Europese Unie slechts zijdelings betrokken is geweest bij de Decade, vrezen verschillende Roma-activisten dat het nieuwe Europese Kader voor Roma-strategieën op precies hetzelfde gaat uitdraaien.

Kosten en baten

En nu zijn het dus de FRA en organisaties als de UNDP en de Wereldbank die de gegevens binnenhalen. De Wereldbank nam in 2010 alvast een voorschot op de uitkomsten met een sociaaleconomische analyse van de kosten en baten van de integratie van de Roma in Bulgarije, Tsjechië, Roemenie en Servië. Doordat hun Romaminderheid niet geïntegreerd was zouden ze meer dan 7,7 miljard euro verliezen aan arbeidsproductiviteit en belastinginkomsten. Hiermee ondersteunt de analyse, toevallig of niet, de nieuwe invalshoek van het Europese kader voor nationale Romastrategieën.

Opmerkelijk is dat de analyse gebaseerd is op een combinatie van resultaten van enquêtes gehouden onder 222 zogenaamde stakeholders plus nationale gegevens die uit onderzoeken naar Roma-huishoudens kwamen. Maar die nationale gegevens waren toch niet betrouwbaar? ‘De studies die in de betreffende landen naar Roma-huishoudens zijn gedaan waren uitzonderingen’, e-mailt een onderzoeker van de Wereldbank desgevraagd. Het betekent geenszins dat er ineens wel voldoende cijfers zijn over Roma en hun leefomstandigheden zijn.

‘In principe zouden alle analyses, ook deze van de Wereldbank, beter kunnen als meer gegevens voor handen waren’, zegt ook commissiewoordvoerder Matthew Newman.

Om beleidmakers in de lidstaten te helpen hun beleid evidence based te maken, voerde de FRA, samen met de UNDP en de Wereldbank daarom ook een pilootproject uit om te kijken naar specifieke methodes om gegevens over Roma te verzamelen. De lidstaten zouden van deze methodes gebruik kunnen maken.

Een wettelijke verplichting om dat te doen is er evenwel niet. En dat geldt ook voor de toepassing van de FRA-gegevens die uit lopende onderzoeken komen. Maar Eva Sobotka is optimistisch. ‘Mijn ervaring is dat landen wel steeds vaker van onze onderzoeken en data gebruik maken.’

Ondertussen waarschuwen Roma-experts en politici om niet teveel belang te hechten aan de cijfers. ‘Betere gegevens verzamelen is belangrijk’, zegt Jan Marinus Wiersma. Maar het gemis eraan mag nooit een excuses zijn om niet te handelen. Niet voor de lidstaten, maar ook niet voor de Europese Commissie. ‘We weten waar en hoe de Roma leven. Die context moet zo snel mogelijk vertaald worden in oplossingen.’

Dit project kwam tot stand met financiële steun van het Fonds Pascal Decroos.

(bron: www.mo.be)