Sunday, 23 June 2013

Antimisbruikmaatregelen op het gebied van de directe belastingen

Het begrip "antimisbruikregels" bestrijkt een breed scala aan regels, maatregelen en praktijken in de lidstaten. In deze mededeling wordt opgeroepen de regels op een meer gerichte en gecoördineerde wijze toe te passen. Het komt erop aan een goed evenwicht te vinden tussen het openbaar belang van misbruikbestrijding en de behoefte om te voorkomen dat grensoverschrijdende activiteiten binnen de Europese Unie (EU) disproportioneel worden beperkt. Het is ook belangrijk de toepassing van antimisbruikmaatregelen tegen derde landen te coördineren om de belastingsgrondslagen van de lidstaten te beschermen.
In deze mededeling, die zich beperkt tot het gebied van de directe belastingen, wordt een onderscheid gemaakt tussen de toepassing van nationale antimisbruikmaatregelen binnen de EU en ten aanzien van derde landen. De beginselen die ten grondslag liggen aan de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie (EHJ) worden geanalyseerd om de discussie tussen de lidstaten en de betrokken partijen te bevorderen met het oog op:
·         de vaststelling van gemeenschappelijke definities van 'misbruik' en 'volstrekt kunstmatige constructies';
·         de verbetering van de administratieve samenwerking met het oog op een effectievere opsporing en bestrijding van misbruik en belastingsfraude;
·         de uitwisseling van beste praktijken die verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht;
·         de beperking van mogelijke incongruenties die tot onbedoelde niet-heffing leiden;
·         de totstandbrenging van een betere coördinatie van antimisbruikmaatregelen ten aanzien van derde landen.

Ontwijking en misbruik

Volgens het Hof van Justitie kan een persoon die anderszins onder het Gemeenschapsrecht zou vallen, de rechten die hij eraan ontleent, verliezen wanneer hij misbruik van die rechten probeert te maken. Het gaat hier om uitzonderlijke gevallen: er is slechts sprake van misbruik wanneer, ondanks de formele naleving van de in de toepasselijke communautaire regeling opgelegde voorwaarden, het door deze regeling beoogde doel niet werd bereikt én er een voornemen bestond om een voordeel te verkrijgen door kunstmatig de voorwaarden te creëren waaronder dit voordeel ontstaat. Het Hof heeft dit leerstuk met name toegepast op de communautaire wetgeving betreffende uitvoerrestituties en de BTW.
Voorts heeft het Hof in zijn rechtspraak over de directe belastingen geoordeeld dat de noodzaak om belastingontwijking of misbruik te voorkomen een dwingende reden van algemeen belang kan zijn die een beperking van de fundamentele vrijheden kan rechtvaardigen. Het begrip "belastingsontwijking" is evenwel uitsluitend beperkt tot "volstrekt kunstmatige constructies die bedoeld zijn om de belastingwetgeving van de betrokken lidstaat te ontwijken". Nationale belastingregels zijn pas rechtsgeldig als zij proportioneel zijn en specifiek ertoe strekken om "volstrekt kunstmatige constructies" te voorkomen.

Volstrekt kunstmatige constructies

Het Hof heeft verschillende elementen geïdentificeerd, die op zich niet volstaan om te kunnen spreken van volstrekt kunstmatige constructies. Het Hof heeft bijvoorbeeld geoordeeld dat het loutere feit dat een dochteronderneming in een andere lidstaat is gevestigd of ook nog het feit dat de activiteiten door de vennootschap in deze andere lidstaat worden verricht vanuit het grondgebied van de lidstaat waar zij zelf is gevestigd, niet kan worden aangemerkt als een element dat aanleiding geeft tot belastingontwijking. Het streven naar een minimale belastingdruk is een zakelijke overweging die op zich volstaat, mits de opgezette constructie niet tot kunstmatige winstverschuivingen leidt.
Om te bepalen of er sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie, moet er een vergelijkende analyse worden gemaakt van de economische realiteit en de juridische vorm. Objectieve elementen voor de beoordelen van de economische realiteit zijn onder meer controleerbare factoren zoals de plaats van werkelijke leiding, de tastbare aanwezigheid van de vestiging en het reële commerciële risico dat zij draagt.

Evenredigheid

De nationale antimisbruikregels mogen criteria bevatten om de situaties waarin de waarschijnlijkheid van misbruik het grootst is, af te dekken. De vaststelling van redelijke waarschijnlijkheidscriteria draagt bij tot zowel de rechtszekerheid van belastingplichtigen als de werkbaarheid voor fiscale autoriteiten.
Om te voorkomen dat echte vestigingen en transacties ten onrechte worden bestraft, moeten de fiscale administraties een gevalsgewijze benadering volgen en moet elke belastingsplichtige, wanneer het bestaan van een volstrekt kunstmatige constructie wordt vermoed, de mogelijkheid krijgen om te bewijzen dat die constructie een zakelijke grondslag heeft. Het resultaat van de door de belastingautoriteiten verrichte evaluatie moet in een onafhankelijke juridische procedure kunnen worden getoetst.

Toepassing van antimisbruikmaatregelen in de EU

De lidstaten moeten hun belastingstelsel doeltreffend kunnen organiseren en kunnen voorkomen dat hun belastinggrondslag door onbedoelde niet-heffing en misbruik wordt uitgehold. Tegelijkertijd moet worden gegarandeerd dat particulieren en bedrijven hun rechten uit hoofde van het Gemeenschapsrecht zonder onnodige belemmeringen kunnen uitoefenen. Antimisbruikmaatregelen moeten daarom doelgericht worden ingezet tegen volstrekt kunstmatige constructies die zijn opgezet om nationale wetgeving te omzeilen. Voorts zou de Commissie het betreuren indien lidstaten, om niet van discriminatie te worden beschuldigd, antimisbruikmaatregelen die zijn opgezet om grensoverschrijdende belastingontwijking tegen te gaan, ook zouden toepassen op louter binnenlandse situaties waar het risico van misbruik onbestaande is. Zulke eenzijdige oplossingen ondergraven alleen maar het concurrentievermogen van de economieën van de lidstaten en zijn niet in het belang van de interne markt.

Toepassing van antimisbruikmaatregelen ten aanzien van derde landen

De toepassing van antimisbruikmaatregelen in gevallen waarbij derde landen betrokken zijn (gevallen waarin uitsluitend het vrije verkeer van kapitaal geldt) ondergaat doorgaans minder de invloed van bepalingen van het Gemeenschapsrecht. Het EG-Verdrag verplicht de lidstaten niet om alle discriminatie te vermijden bij de vestiging van hun onderdanen buiten de Gemeenschap of de vestiging van onderdanen van derde landen in een lidstaat. Het probleem van discriminatie doet zich derhalve niet voor in het geval van gecontroleerde vennootschappen of kredietverstrekkers/aandeelhouders die in een derde land zijn gevestigd, dat wil zeggen in de situaties waarin het vaakst antimisbruikmaatregelen tegen grensoverschrijdende belastingsontwijking worden genomen.
De vennootschapsbelastingsrichtlijnen zijn alleen van toepassing op in de lidstaten gevestigde vennootschappen en hebben in het algemeen tot doel om fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende reorganisaties en voor betalingen van dividenden, rente en royalty's weg te nemen. Het valt derhalve niet binnen het bestek van deze richtlijnen om bijvoorbeeld constructies te bemoeilijken die tot doel hebben bronbelasting op betalingen aan niet-Europese lichamen te ontwijken. Het beste middel om dergelijke manoeuvres een halt toe te roepen is een uniforme en goed gecoördineerde toepassing van antimisbruikmaatregelen tegen dergelijke ontwijkingsconstructies, alsook een versterking van de administratieve samenwerking met hun niet-EU-partners.