de volledige tekst van de speech van sp.a-Kamerlid Dirk Van der Maelen voor de 128ste bijeenkomst van de Interparlemenataire Unie (Quito, Ecuador, 26 maart 2013)
“Van ongebreidelde groei naar waardevolle ontwikkeling”.
Nieuwe benaderingen en oplossingen
rond welzijn.
speech van sp.a-Kamerlid Dirk Van der Maelen voor de 128ste
bijeenkomst van de
Interparlemenataire Unie (Quito, Ecuador, 26 maart 2013)
__________________________________________________________________________________
Eerst en vooral wil ik Ecuador bedanken voor de warme
ontvangst van de parlementairen van deze
128ste bijeenkomst van de Interparlementaire Unie.
Het neo-liberalisme heeft gefaald! Wat nu? Wat wordt nu ons
nieuwe economische model? Allen zijn
wij geconfronteerd met deze vraag.
Ecuador en Latijns-Amerika tonen ons de weg. Zij zijn van de
‘Washington Consensus’ afgestapt en
overgegaan naar het nastreven van ‘Buen Vivir’, zeg maar
welzijn.
Al wie nog vurig in de Washington Consensus gelooft, raad ik
aan het laatste Human Development
Report van VN ontwikkelingsagentschap (UNDP) ‘The Rise of
the South’ aandachtig te lezen. Dat
rapport toont duidelijk aan waarom 18 landen de grootste
vooruitgangen in menselijke ontwikkeling
geboekt hebben. De vaststellingen nodigen uit om op minder
dogmatische en meer feitelijke wijze
menselijke ontwikkelingsprocessen en sociaal-economisch
beleid te benaderen.
Het dogmatische denken uit Washington drong een minimale
staat op die nauwelijks mocht
tussenkomen, haar economie onmiddellijk en volledig moest aansluiten
op vrije handel en drastisch
moest snoeien in haar publieke uitgaven voor o.a. onderwijs
en gezondheid. Daarentegen toont het
VN-rapport onomwonden aan dat het welzijn van mensen de
grootste sprongen voorwaarts maakte,
als hun regeringen:
- sterk en doordacht investeerden in gezondheidszorg en
onderwijs
- hun economieën gradueel blootstelden aan de wereldmarkt
- pro-actief hun industriën steunden
en samenwerkten met de privé-sector om menselijke
ontwikkeling te bevorderen
Voor zover het Zuiden. Wat kunnen we leren uit het Noorden?
Het Noorden wordt nog steeds geconfronteerd met
verschillende beleidsuitdagingen die het gevolg
zijn van een hardnekkige crisis en aarzelend herstel ervan
die gekenmerkt wordt door:
- aanhoudende werkloosheid
- groeiende ongelijkheid
en onduurzame publieke financiën
Nieuwe bronnen van groei zijn noodzakelijk om economiën
terug op een inclusief en duurzaam
groeipad te zetten voor het algemeen welzijn. Zelfs de OESO
– traditioneel een sterk pleitbezorger
van de Washington Consensus – blijkt zich af te zetten van
dit buitensporig vrijemarktdenken.
Als rapporteur voor de assemblee van de Raad van Europa had
ik het voorrecht om het OESO
werkdocument
‘New Approaches to Economic Challenges’ in te kijken. Tot mijn eigen
verbazing vond
ik verschillende passages die ik met jullie wil delen:
- “de nood om de doelstellingen van macro-economisch beleid
te herbekijken.”
- “de noodzaak om de regulerende capaciteiten van overheden
op te waarderen”
- “de vereiste om vertrouwen in markten, overheden en
instellingen te herstellen.”
- “de foute vooronderstelling over het zelfregulerende
karakter van de economie”
- “de must om beleid beter toe te spitsen op de meer
welzijn, minder ongelijkheid, betere jobs
en gezonder milieu”
De OESO zegt de Washington Consensus dus vaarwel en lijkt op
te schuiven naar ‘buen vivir’ of een
meer op welzijn gebaseerd beleid. Het Noorden treft het
Zuiden dus in de zoektocht naar
beleidsmaatregelen voor een breder gedeeld welzijn tussen
alle volkeren. Dit zal ongetwijfeld leiden
tot fascinerende debatten in onze parlementen en in de
verschillende internationale organisaties.
Maar een van de fundamentele onderwerpen is ongetwijfeld
waar we de middelen kunnen vinden
om dat welzijnsbeleid mee uit te voeren. Ik ben ervan
overtuigd dat versterkte internationale
samenwerking een cruciaal deel uitmaakt van de oplossing.
Daarom wil ik afsluiten met een pleidooi voor een
grensoverschrijdende aanpak van
belastingsparadijzen en fiscale ontwijkingsmanoeuvres van multinationale
ondernemingen.
A) Belastingsparadijzen
Geloof de vrolijke OESO-boodschappen niet dat hun programma
van 2009 over belastingsontwijking
via fiscale paradijzen zijn vruchten afwerpt. Er moet nog
enorm veel gebeuren. Een recent rapport
van de Paris School of Economics toonde aan dat:
- Voor een omvattend en global netwerk van
belastingsverdragen ongeveer 12.000 verdragen
nodig zijn. Eind 2012 waren nog maar slechts 1000 akkoorden
afgesloten.
- Belastingsontduikers hun deposito’s niet repatriëren maar
versluizen naar
belastingsparadijzen die nog geen verdrag afgesloten hebben
met hun thuisland.
- De deposito’s van huishoudens in het algemeen slechts voor
5% openbaar gemaakt werden.
Beste collega’s, sta me toe hierrond drie voorstellen te
lanceren voor de debatten in jullie
parlementen:
1) De G20 moet all belastingsparadijzen onder druk zetten om
belastingsverdragen te
sluiten met alle landen.
2) We moeten afstappen van ‘informatie op aanvraag’ en
volledig overschakelen naar
vlotte en automatische uitwisseling van fiscale informatie.
3) Uiteindelijk zal alleen een omvattend globaal verdrag de
ontsnappingsroutes van
belastingsontduikers definitief afsluiten.
B) Belastingsontwijking bij multinationale ondernemingen
‘Tax me if you can’ is het spel dat multinationals met onze
nationale staten voeren. Ze zijn er
verdomd goed in geworden. Ze worden bijgestaan door de
briljante advocatenkantoren, fiscalisten
en consultants die voor hen fiscale spitstechnologie
ontwerpen waarmee winsten naar plaatsen
verschoven worden waar ze nauwelijks of geen belastingen
betalen.
Steeds meer overheden stellen vast dat ze de betaalde
belastingen door multinationals substantieel
slinken. Vooral ontwikkelingslanden, waar publieke middelen
schaars zijn om kwaliteitsvolle
gezondheidszorg en onderwijs te garanderen, zijn slachtoffer
van deze wanpraktijken.
In de huidige geglobaliseerde economie kan bilaterale
samenwerking de omvang van fiscale fraude
en ontwijking niet aan. Gelukkig dat de G20 in november de
OESO opriep om gecoördineerd de
internationale fiscal standaarden te versterken en de
lacunes in fiscale wetgevingen te identificeren.
Tegen juni 2013 zou de OESO een actieplan lanceren om de
fiscale schema’s van multinationals aan
te pakken.
Als rapporteur voor de Raad van Europa had ik het privilege
om kennis te maken met de intenties
van de OESO. Ik vrees echter dat die – zoals bij hun
‘vermorzeling’ van belastingsparadijzen in 2009 –
te beperkte aanpassingen aan de internationale fiscale standaarden
zal voorstellen.
Beste collega’s, mag ik u oproepen jullie overheden aan te
manen tot radicale verandering?
De kern van het probleem is dat de internationale
fiscaliteit multinationals beschouwt als een
verzameling van aparte entititeiten die in verschillende
landen opereren. Deze benadering geeft
multinationals een gigantisch speelveld om winsten te
verschuiven en hun fiscale zaken te
optimaliseren.
Ik geloof niet dat het huidige international kader, hoe
versterkt en gecoördineerd ook, ooit effectief
afgedwongen kan worden. Als industrielanden het nauwelijks
al kunnen uitvoeren, dan zullen
ontwikkelingslanden er vast en zeker niet toe in staat zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat we een
gemeenschappelijke fiscaliteit of unitair system nodig
hebben in plaats van te proberen het huidige
gebrekkige systeem te herstellen. Alleen zo bereiken we onze
gezamenlijke doelstelling voor
eerlijkere en transparante belastingssystemen voor
multinationals. Alleen zo brengen we meer
duurzaamheid en voorspelbaarheid in de publieke middelen die
overal nodig zijn om algemeen
welzijn te garanderen voor alle mensen die we
vertegenwoordigen.
Ik dank jullie voor jullie aandacht.
Dirk Van der Maelen
Belgisch Parlementslid (sp.a)
Quito, Ecuador, 26 maart, 2013